PMI’s: voorzichtig herstel, geen euforie.

Duitsland, en in mindere mate (de rest van) Europa, zetten een existentiële stap. De traditionele fiscale zuinigheid werd gemilderd om defensie maar ook infrastructuur meer up-to-date te brengen in functie van een snel wijzigende globale context. Die langetermijn marsrichting is belangrijk, zeker voor markten. Zie de zelden geziene Europese ‘relatie-trade’ deze maand van hogere beurzen, hogere rentes en een sterkere euro. Volgende vraag is hoe snel dit doorsijpelt in concrete activiteit, orders maar ook of/hoe de nieuwe vraag de kostprijs voor een beperkt economisch aanbod beïnvloedt. Met de PMI’s voor de maand maart kregen we vanmorgen zo’n eerste concrete realiteitscheck.
De fiscale omwenteling was grootste in Duitsland. Daarom eerst even naar het PMI-vertrouwen bij onze oosterburen. De Duitse index toonde inderdaad verdere verbetering, maar (nog) geen euforie. De globale output index klokte af op het beste niveau in 10 maanden. Aan 50.9 spreken we wel nog steeds over voorzichtige groei. Opvallend: na een lange periode van contractie, wordt het herstel nu vooral gedragen door de verwerkende nijverheid (output 52.1, hoogste in 3 jaar). De dienstensector verliest lichtjes momentum (50.2 van 51.1). Voorlopig is het herstel in de verwerkende nijverheid ook niet voldoende om het afbrokkelen van de orderinstroom en de tewerkstelling volledig te stoppen. Mogelijk was er ook een tijdelijke productieopstoot omwille van versnelde export naar de VS in de aanloop naar de invoertarieven. Onder meer omwille van de aangekondigde initiatieven in defensie en infrastructuur kijkt vooral de verwerkende nijverheid wel met groeiend vertrouwen naar de toekomst. Toch verwacht PMI sponsor HCOB dat impact op de activiteit pas in de tweede jaarhelft en meer nog in 2026 zichtbaar zal worden. Al bij al is de toon van het Duitse rapport er een van voorzichtig optimisme.
Eenzelfde voorzichtig positief beeld tekent zich af in de EMU als geheel. De algemene index wijst op matige groei (50.4 van 50.2), zowel in de verwerkende nijverheid als de dienstensector, al is het momentum in de eerste duidelijk beter dan in de tweede. Orders blijven wel zwak. Daardoor teren bedrijven nog steeds op de bestaande orderboekjes. De tewerkstelling blijft stabiel op EMU-niveau. Dat verhult positieve tewerkstellingsgroei in de meeste EMU-landen die wel nog steeds wordt ongedaan gemaakt door jobverlies in Frankrijk en Duitsland. Voorzichtig goed nieuws van het prijsfront. De (loon)kosten in de dienstensector vertragen. In de verwerkende nijverheid blijven zowel de kosteninflatie als de productinflatie beperkt, maar er komt wel een einde aan de eerdere trend van prijsdaling. Het bedrijfsvertrouwen i.v.m. de activiteit de volgende twaalf maanden blijft beneden het historische gemiddelde. Dat komt echter vooral op conto van Frankrijk dat algemeen achterblijft. In de rest van de EMU blijft het vertrouwen vrij sterk.
De marktreactie is beperkt en verraadt misschien zelfs een lichte ontgoocheling. Het had al iets meer mogen zijn. Europese beurzen leveren openingswinsten (hoop op iets meer selectieve VS-tarieven volgende week) grotendeels in. EUR/USD dobbert doelloos rond in het midden van de 1.08 big figure. Europese rentes stijgen voorlopig 1 à 2 bpn. De relatief milde prijsdata houden het debat over een ECB-renteknip in april open (65% verdisconteerd). In dit verband blijven we bij onze visie dat zo’n snelle, deels tactisch geïnspireerde stap het grondwerk kan leggen voor een lange evaluatieperiode, mogelijk zelfs het eind van de versoepelingscyclus.
EMU 2j-swap: voldoende ECB-renteverlaging verdisconteerd?
