Shunto effent het pad voor de BoJ

De grootste vakbondsorganisatie in Japan, Rengo, loste vanmorgen een eerste indicatie over de jaarlijkse loononderhandelingen (shunto). Een deel van de aangesloten organisaties verzekerde zich al van een loonstijging met gemiddeld 5.46% voor het lopende jaar 2025. Dat is meer dan de 5.1% die Rengo vorig jaar finaal uit de brand sleepte en de grootste stijging sinds 1991. Belangrijk: het basissalaris, dat los staat van compensatie voor overuren of bonussen, stijgt met een voorlopige 3.84%. Ook dat is een versnelling t.o.v. de 3.7% van vorig jaar.
Japanse lonen stijgen nu al voor het derde jaar op rij aan historisch sterk tempo. Vóór 2023 was de norm van de twee decennia daarvoor tussen 1 à 2%, ver beneden het OESO-gemiddelde. Japan worstelde al zo lang met deflatie dat dit het uitgangspunt van zowel bedrijven als consumenten werd. “Abenomics”, de combinatie van een extreem soepel monetair en expansief fiscaal beleid onder wijlen premier Shinzo Abe volstond niet om die spiraal te breken. Daar was een Covid- en energiecrisis voor nodig. Inflatie trok naar het hoogste niveau sinds de jaren ’80. De piek van 4.3% in januari 2023 is twee jaar later niet eens zo veraf (4% in januari 2025). De onderliggende en door de centrale bank (Bank of Japan, BoJ) verkozen maatstaf (inflatie exclusief verse voeding) bevindt zich op 3.2%, te vergelijken met de post-crisispiek van 4.2%.
De Bank of Japan streeft naar 2% inflatie op middellange termijn. Ze behaalt die doelstelling (en vlot meer) eigenlijk al sinds midden 2022. Het gevolg was een renteverhoging in maart 2024, de eerste in 17 (!) jaar en enkele dagen nadat Rengo de voorlopige uitkomst van de loononderhandelingen voor dat jaar bekendmaakte. Die grote loonstijging toen was voor de centrale bank een belangrijke randvoorwaarde in de blijvende terugkeer naar inflatie in de buurt van 2%, via sterke binnenlandse consumptie. Het monetair beleid mocht langzaamaan iets minder accomoderend. Een nieuwe stap volgde in juli en vervolgens in januari dit jaar (0.5%).
De Bank of Japan bevindt zich vandaag in dezelfde positie als exact één jaar geleden: de loongroei doet records sneuvelen en volgende week (19 maart) houdt ze een monetaire beleidsvergadering. Toch zal het resultaat deze keer verschillend zijn (status quo i.p.v. renteverhoging). Tokio is ervoor beducht om niet te snel te gaan om van de breuk met het deflatoir verleden een permanente te maken en om de markten niet te bruuskeren. Ze leerde een waardevolle les toen de (onaangekondigde) renteverhoging in juli de markten mee de dieperik induwde. De aanhoudend sterke loongroei effent wel zonder meer het pad voor een hogere beleidsrente later dit jaar. In de wandelgangen van de markt circuleerde mei, indien de onderhandelingen een resultaat van dichtbij 6% opleverden. Dat is niet het geval, en helpt mee de teleurstelling van de Japanse yen te verklaren. Toch houden we er na vandaag ernstig rekening mee. De vergadering van 1 mei biedt het bijkomende voordeel van nieuwe inflatie- en groeiprognoses. In dat idee zien we een sterke bodem onder de Japanse rentes. Dat is in principe ook goed nieuws voor de munt. We zien vooral nog opwaarts potentieel tegenover een recessie vrezende Amerikaanse dollar (148.9) dan tegen een heroplevende euro (161.8). Vanuit technisch oogpunt is USD/JPY 145 de eerste horde.
USD/JPY: yen heeft nog opwaarts potentieel tegenover de dollar
