JPY bereidt zich voor op volatiel eindejaar
Je zal maar JPY-handelaar zijn. 2024 was, is en blijft een volatiel jaar. Na de tuimelperte, zowel tegen USD als EUR, tijdens de eerste jaarhelft werkte de yen zich in de zomermaanden op tot de best presterende munt van de geïndustrialiseerde landen. Sinds midden september, samen met de herrijzenis in de peilingen van de inmiddels tot president verkozen Trump ging het opnieuw bergaf. Dat was in de eerste plaats tegen een sterke dollar maar ook t.o.v. de euro gleed JPY opnieuw af. Het vergaat de munt de laatste tijd weer wat beter maar er is geen duidelijke lijn in te krijgen. Dat heeft dan weer te maken met de warrige communicatie van de heren en dames van de Bank of Japan.
De centrale bank houdt volgende week, samen met zo goed als de rest van de wereld, de laatste beleidsvergadering van het jaar. Terwijl die rest van de wereld op enkele uitzonderingen na zich beraadt over het status quo of een rentevermindering, overweegt de BoJ om op 19 december de monetaire teugels een beetje aan te spannen. De Japanse beleidsrente is met 0.25% nog altijd uiterst laag. Toch laat niemand binnen de centrale bank in de kaarten kijken, al zeker de gouverneur niet. Als Ueda het eind vorige maand had over “nakende” renteverhogingen, rapporteerde financieel nieuwsagentschap Jiji enkele dagen later over bezorgdheid binnen de BoJ dat ze misschien te snel schakelt. Jiji is voor de Bank of Japan wat Wall Street Journal is voor de Fed: een officieuze spreekbuis met de “juiste” contacten. Lid van de monetaire duiventil Nakamura was vorige week nog niet overtuigd dat de huidige loonstijgingen een blijver zijn die inflatie structureel op 2% houden, maar is niet per definitie tegen een nieuwe renteverhoging. De beleidsmakers koppelen hun uiteindelijke keuze aan de cijfers.
Sinds de vergadering van 31 oktober rolde wel een en ander binnen. De Japanse economie groeide afgelopen kwartaal meer dan verwacht dankzij een sterke binnenlandse vraag. De loonstijgingen van eerder dit jaar hebben het verhoopte effect. Tijdens de onderhandelingen (shunto) klopten het Japanse bedrijfsleven en vakbonden in de lente af op 5.1%, het meest sinds 1991. De grootste vakbondsorganisatie van Japan, Rengo, legt de lat voor volgend jaar op “minimum 5%”. Dat houdt de positieve wisselwerking met inflatie minstens in stand. Prijzen in de loongevoelige dienstensector versnelden in oktober tot 1.5%. Het algemene peil stijgt aan een tempo sneller dan de 2%-doelstelling. Subsidies voor energie maskeren bovendien de werkelijke prijsdruk. Met het sentiment gaat het ook voorzichtig de betere kant op. De algemene en diensten-PMI nestelde zich in november weer boven 50, de grens tussen economische groei en contractie. De BoJ hecht veel waarde aan de Tankan-vertrouwensindicatoren van eigen makelij. Die voor de dienstensector scheert hoge, zelfs historische toppen. Als de lezing voor het vierde kwartaal aanstaande vrijdag die situatie bevestigt, wat staat de BoJ dan precies nog in de weg?
Het welles-nietesspelletje houdt ondertussen aan. De financiële nieuwsbrenger Bloomberg pakte vanmorgen nog uit met tegenstrijdige citaten van niet nader genoemde bronnen. De zopas aangekondigde toespraak van de BoJ’s nummer 2 vlak vóór de beleidsvergadering van januari zaait bijkomende verwarring. De Japanse geldmarkt zet als gevolg daarvan maar in op nieuwe actie begin volgend jaar. Voor de yen dreigt een volatiel jaar op even volatiele wijze te eindigen. De JPY-handelaar weze gewaarschuwd.