Dollar dwingt opkomende landen in het defensief
De centrale bank van Indonesië (BI) trok gisteren de rente met 25 basispunten op tot 6.25%. Die onverwachte beslissing is een rechtstreeks gevolg van een gemeenschappelijk probleem onder de opkomende landen (Emerging Markets, EM): de sterke Amerikaanse dollar. De BI doet daar niet geheimzinnig over. Het hoopt met de renteverhoging wat stabiliteit te brengen voor de Indonesische roepia. De munt kelderde de afgelopen dagen tegenover de dollar. USD/IDR sloopte de kaap van 16000 en noteerde enkel nog hoger eind jaren ‘90 (Aziatische financiële crisis) en in volle pandemiepaniek (2020). De afglijdende roepia dreigt inflatie aan te wakkeren net nu de BI er de controle over terugwon.
De BI is een van de eerste die naar het rentewapen grijpt. In de aanloop intervenieerde ze wel al eens toen USD/IDR 16000 naderde. Bij andere opkomende landen is het minstens Defcon 2. Maleisië staat klaar om haar munt die kortbij een 26-jarig dieptepunt noteert te ondersteunen. Op drie episodes na (eind jaren ‘90, 2008 en 2020) handelde de Zuid-Koreaanse won nooit zwakker. Het land volgt bij monde van haar minister van financiën en de Bank of Korea de zaak heel nauw op. China gaf eind maart de weerstand op en staat nu een gecontroleerde depreciatie van de yuan toe. In Zuid-Amerika trad Peru al actief op terwijl de USD/BRL-wisselkoers bij de Banco Central do Brasil de klok rond wordt gestreamd. De Chileense peso, Zuid-Afrikaanse rand of Turkse lira, de lijst van lotgenoten is lang.
De dollar kent weinig concurrentie. Economische veerkracht, krapte op de arbeidsmarkt en vastroestende inflatie op een te hoog niveau impliceert weinig of geen monetaire versoepeling op korte termijn. Veel van de landen hierboven gingen daar nochtans wel vanuit. In combinatie met matigende inflatie ontstond er ruimte voor een minder restrictief lokaal monetair beleid. Sommigen benutten die, anderen gaven aan dat binnenkort te doen. Renteverschillen smolten weg tot niveaus zo laag dat ze voor investeerders nog onvoldoende het wisselkoers- en kredietrisico afdekten. Er ontstaat kapitaalvlucht.
De fundamenten van opkomende economieën versterken vaak die beweging weg van de lokale munt. Hun externe financiële positie is doorgaans zwak en ze slepen dikwijls een in dollar gefinancierde schuldenberg met zich mee. Het is een overblijfsel van de ultralage renteomgeving die financieren in vreemde valuta spotgoedkoop (tav het alternatief in eigen munt) maakte. Als de dollar om welke reden dan ook stevig aantrekt, ontstaan er vraagtekens bij de terugbetalingscapaciteit.
Toch is de sterke Amerikaanse munt en de gevolgen ervan allesbehalve een EM-exclusief. Ook internationaal gevestigde waarden leren manu militari hun plaats in de hiërarchie. De technische grafieken wierpen de euro vorige week rond EUR/USD 1.06 nog een reddingsboei toe. Tijdelijk, vrezen we. De renteknip die de ECB voor juni in de stijgers heeft staan is, wie weet, misschien wel de enige dit jaar. Voor de Japanse yen is het kalf eigenlijk al verdronken. USD/JPY trok gisteren naar een nieuw 34-jarig hoogtepunt voorbij 155. USD/JPY 160 oogt maar een kwestie van tijd. Het is bij het Japanse ministerie van financiën en de centrale bank alle hens aan dek maar de dagelijkse reeks verbale interventies laten al lang geen indruk meer na. De Bank of Japan buigt zich op dit eigenste moment over het beleid. De beslissing volgt morgen. Blaffen of slechts een beetje bijten volstaat niet.