Bemoedigende signalen over kredietverlening
De driemaandelijkse enquête van de ECB bij 157 commerciële banken in de eurozone wijst op een verdere verstrakking van het kredietbeleid ten aanzien van bedrijven en gezinnen in het laatste kwartaal van 2023, doch voor bedrijfs- en woningkredieten minder uitgesproken dan in de voorgaande kwartalen. De verstrakking was geconcentreerd in Duitsland (bedrijfskredieten) en kleinere landen (bedrijfs- en woningkredieten). In Frankrijk, Italië en Spanje bleef het kredietbeleid ongewijzigd. Voor het eerste kwartaal van 2024 stellen de banken nog een verdere verstrenging van het kredietbeleid voorop.
De perceptie van de risico’s was voor de banken de belangrijkste reden voor grotere voorzichtigheid in het kredietbeleid. De bezorgdheid heeft vooral betrekking op de toestand van de economie en de bedrijven, want de risico-inschatting van de bestaande kredietportefeuille speelde in de tweede jaarhelft slechts een beperkte rol in de verstrenging van het kredietbeleid voor bedrijfs- en consumptiekrediet, en helemaal geen rol bij de woningkredieten. De financieringsmogelijkheden van banken op de geldmarkten, via langetermijndeposito’s en obligaties verbeterden wat, maar de toegang tot retailfunding op korte termijn en effectiseringen hadden een lichtjes verkrappende impact op het kredietbeleid. Dat geldt ook voor de maatregelen van toezichthouders en regulatoren. Het terugschroeven van de excesliquiditeit in het Eurosysteem had slechts een beperkte impact op de kredietvoorwaarden.
Strakkere kredietvoorwaarden weerspiegelden het strengere kredietbeleid voor bedrijfs- en consumptiekredieten, met niettemin verschillen naargelang van de sector. Voor dienstenbedrijven werden de kredietvoorwaarden nauwelijks strakker maar bouwbedrijven en de sectoren residentieel en commercieel vastgoed werden geconfronteerd met beduidend strengere voorwaarden. De kredietvoorwaarden voor woningkredieten versoepelden.
De banken rapporteerden voor alle kredietvormen ook een verdere daling van de kredietvraag, met de hoge rente als belangrijkste oorzaak. Voor bedrijfskredieten speelde naast de rente ook de geringere investeringsactiviteit een rol (zie grafiek). De financieringsbehoefte voor voorraden en werkkapitaal had slechts een zeer kleine positieve impact op de vraag. De vraagterugval was wijd verspreid over sectoren, maar toch meer uitgesproken in vastgoed en bouw. Voor woningkredieten speelden naast de rente ook het zwakke consumentenvertrouwen en vooruitzichten voor de woningmarkt.
De verdere afname van de vraag naar bedrijfskrediet lag in de lijn van de verwachtingen, maar voor woningkredieten was ze iets groter. Bemoedigend is evenwel dat de verdere daling van de kredietvraag, net als de verstrakking van het kredietbeleid, kleiner was dan in de voorgaande kwartalen. En nog bemoedigender is dat de banken voor het eerste kwartaal van 2024 een lichte toename van de vraag verwachten. Deze verwachting ligt in de lijn van de recente vertrouwensindicatoren die op een (nakende) uitbodeming van de economie wijzen en van tekenen van bodemvorming op de vastgoedmarkt. Maar een sterke herneming van de kredietgroei zit er gelet op het voorzichtige kredietbeleid niet meteen aan te komen.
Lieven Noppe, Senior Economist KBC Group