Paragraaf 16 van een historisch G7-communiqué
Paragraaf 16 van het communiqué van de G7-ministers van Financiën en gouverneurs van de centrale banken geniet grote internationale belangstelling. Die bevat de afsluitende verklaring over het principieel akkoord over internationale samenwerking op het vlak van (minimale) bedrijfsbelastingen. Daarmee is een belangrijke stap gezet naar een finaal akkoord op de G20 in juli. Het compromis bestaat uit twee delen. De betrokken landen engageren zich om een minimale bedrijfsbelastingvoet van 15% in te stellen. Aanvullend voorziet het akkoord in het toekennen van belastingrechten op de grootste en meest winstgevende multinationals. De voorgestelde belastingrechten bedragen minimaal 20% op winstmarges boven 10% en afhankelijk van de effectieve activiteit van de multinational in de betrokken landen. Met dit akkoord bereikt de VS haar doel van een wereldwijde minimale bedrijfsbelasting –weliswaar lager dan initieel gepland – terwijl de andere G7-landen kunnen rekenen op het (gedeeltelijk) belasten van de activiteiten van de grootste en winstgevende multinationals – lees onder meer BigTech – in hun landen. Daarmee kan de scheeftrekking in de internationale bedrijfsbelastingen worden verminderd.
Dit akkoord – indien goedgekeurd – betekent een aardverschuiving in de internationale behandeling van bedrijfsbelastingen en kan een einde maken aan de race-to-the bottom in de huidige belastingakkoorden. De huidige internationale belastingregels/-principes – bijna 100 jaar geleden vastgelegd – zien multinationals als bestaande uit zwak verbonden afzonderlijke entiteiten. Daarbij wordt geen (of onvoldoende) rekening gehouden met marktmacht en schaalvoordelen of - belangrijk - met de mogelijkheid van belastingoptimalisatie via winstverschuivingen. Een koers naar de bodem was het gevolg, waarbij belastingparadijzen zich proactief inschakelen in de winst- en belastingstrategie van de grootste multinationals. Het IMF schat de gederfde belastinginkomsten (als gevolg van belastingcompetitie) op korte termijn tussen 60 en 90 miljard USD per jaar.
Het akkoord voorziet ook in het sluiten van mogelijke achterdeuren via een belangrijke top-up mogelijkheid. Indien ingezeten bedrijven er via winstoptimalisatie toch in slagen om de belastingvoet onder 15% te brengen, zouden de landen de mogelijkheid hebben om een top-up tot het wereldwijde minimum belastingtarief van 15% toe te passen. Bedrijven (multinationals) zouden dus geen incentief meer hebben om belastingparadijzen te blijven opzoeken. Het gevaar zit hem zoals altijd in de details. Een aantal operationele zaken moet nog worden uitgeklaard. Zo vereist het akkoord onder andere dat de betrokken multinationals worden gedefinieerd, dat een duidelijke verdelingsregel wordt uitgewerkt voor de toewijzing van de belastingrechten en dat de rapporteringsvereisten voor de betrokken multinationals in lijn zijn met dit akkoord.
Last but not least geeft dit akkoord ook uitzicht op het oplossen van een belangrijk en rijzend handelsconflict tussen de VS en een aantal andere G7-economieën over het belasten van de (activiteiten van de nu onderbelaste) BigTechs. Het akkoord betekent dat hun winst op termijn gedeeltelijk worden belast in de landen waar ze activiteiten ontplooien. Ook hier blijven echter twistpunten bestaan. De VS wenst de directe afschaffing van de huidige Europese (voorgestelde) nationale BigTech-belastingen, terwijl voor de Europese partners vooruitgang in de twee domeinen strikt verbonden zijn. Wordt vervolgd….
Hans Dewachter, KBC Group Chief Economist