QE 2.0 en inflatie: is het deze keer anders?
De reactie van het macro-economisch beleid op de Covid-19-pandemie was zonder precedent. Niet alleen het budgettair beleid in de VS en de eurozone startten stimuliprogramma van een ongekende omvang. Ook de ECB en de Fed droegen hun steentje bij. De aard en de omvang van deze maatregelen is opmerkelijk. De coördinatie van de monetaire en budgettair beleidsstimuli valt op, zowel qua timing als qua grootteorde.
Met al dit monetair geweld is het wel nuttig om even stil te staan bij de gevolgen op middellange termijn. Er is een brede consensus dat de genomen maatregelen tegen de achtergrond van de pandemie noodzakelijk zijn om de budgettaire inspanningen te ondersteunen en rust op de financiële markten te garanderen. Op middellange termijn leidt de nieuwe ronde van QE echter allicht ook tot een hogere inflatie. Dat hoeft niet per definitie slecht te zijn. Als oplossing voor de wereldwijd groeiende schuldenberg heeft het beleid stilzwijgend, maar niettemin duidelijk, ervoor gekozen om in eerste instantie schuldpapier te ‘parkeren’ op de balansen van de centrale banken, en in een latere fase via een hogere inflatie de reële waarde ervan te doen dalen.
Een vaak gebruikt argument tegen hogere inflatieverwachtingen is dat de kwantitatieve versoepelingen na de Financiële Crisis niet tot een dergelijk inflatieopstoot hebben geleid (wel integendeel), en dat dit bij de huidige QE 2.0 daarom ook wel geen probleem zal zijn. Dat is natuurlijk niet uitgesloten, maar er is nu wel een duidelijk verschil. De grafiek toont de ontwikkeling van de ruime geldhoeveelheid (M2), die effectief in de reële economie terechtkomt en gebruikt wordt om goederen en diensten te kopen en zo mee de inflatie bepaalt. Zelfs tijdens de eerste QE na de Financiële Crisis groeide die M2 niet buitensporig. De enorme hoeveelheid liquiditeiten die de centrale banken toen in de markt pompten bleef grotendeels in de financiële sector en kwam nauwelijks in de reële economie terecht. Dat verklaart meteen ook waarom de inflatie desondanks zo tergend laag bleef. Het huidig plaatje is anders. In de VS bedraagt de jaarwijziging van de groei van de ruime geldhoeveelheid nu meer dan 20%, met stip het hoogste groeitempo van de voorbije decennia. In de eurozone ligt dat groeicijfer nog een stuk lager, maar een opwaartse trend is ook hier zichtbaar. De verklaring is in belangrijke mate de sterke coördinatie van het monetair en budgettair beleid. Het gecreëerde geld dient nu immers niet om de financiële sector te stabiliseren, maar vindt onder meer via overheidsbestedingen de weg naar de reële economie. Dat stimuleert de vraag naar goederen en diensten en ondersteunt de inflatie.
Op korte termijn zal de Covid-19-schok wereldwijd zorgen voor een lage(re) inflatie. Het zal immers nog enige tijd duren voordat de economische activiteit haar pre-corona peil heeft bereikt. Daarna zal de inflatie echter oplopen. De liquiditeiten die nu worden gecreëerd zullen immers nog lang in omloop blijven, en zowel de Fed als de ECB zullen een tijdelijke ‘overshooting’ van hun inflatiedoelstelling (2%) welwillend tolereren. Het tijdperk van een te lage inflatie zou dan ook weleens sneller dan verwacht voorbij kunnen zijn.