Centraal-Europese groei blijft overeind
De Europese economie groeide in het 3e kwartaal met 0.2%, hetzelfde groeiritme als in het 2e kwartaal en weinig stoef. Op landenniveau sprong vooral de Duitse prestatie in het oog. Tegen alle verwachtingen in vermeden onze oosterburen een (technische) recessie. Een beperkte 0.1% BBP-groei volgde op de 0.2%-krimp uit het vorige kwartaal. De data overschaduwden de groeicijfers uit Centraal-Europa.
Traditioneel volgt de Centraal-Europese groeicyclus met enige vertraging die in Duitsland. De regio is zowel financieel als op gebied van handel bijzonder nauw verbonden met de grootste Europese economie. Dat geldt a fortiori voor industrie en de autosector. Volgens die logica zouden de Centraal-Europese cijfers vlotjes mee bergaf moeten gaan. Niets is minder waar. Akkoord, de industriële productie staat onder druk in de regio, maar dat verval wordt vooralsnog ruimschoots gecompenseerd door de lokale Jan met de pet. Krapte op de arbeidsmarkten en forse opwaartse loondruk verhogen het beschikbare inkomen van de bevolking. Hogere uitgaven en een sterk consumentenvertrouwen weerspiegelen de florerende binnenlandse economieën. Toch zou het van veel naïviteit getuigen om te denken dat Centraal-Europa uiteindelijk ongeschonden uit de Duitse recessie in de verwerkende nijverheid zal komen.
Op nationaal niveau spannen Polen en Hongarije de kroon met respectievelijk 1.3% kw/kw en 1.1% kw/kw groei. De eerder gesloten Poolse economie ondervindt regionaal het minste last van de recessie in de Duitse verwerkende nijverheid. Voorts onderscheiden beide landen zich bijvoorbeeld van Tsjechië met hun uiterst stimulerend monetair én fiscaal beleid. De Poolse beleidsrente zal voor een vijfde opeenvolgend jaar eindigen op 1.5% en gouverneur Glapinski wil daar ook de volgende twee jaren geen verandering in brengen. De Hongaarse centrale bank hanteert nog lagere rentes en is niet schuw om niet-conventionele maatregelen te treffen. Ten slotte zijn beide landen netto-ontvanger van Europese subsidies wat voor een constante groei van de investeringen zorgt. Van de sterke groeiprestatie is weinig te zien in de lokale munt, en al zeker niet in de Hongaarse forint. EUR/HUF noteert kortbij 335, een historisch dieptepunt voor de HUF. Het beleid van de MNB, zeer negatieve reële rentes en de onzekere internationale context wegen veel zwaarder door dan de sterke binnenlandse groei. Risico’s op korte termijn gaan vooral in de richting van een verdere HUF-verzwakking of een blijvend zwakke HUF. De Poolse zloty deed het deze zomer slecht, maar kon recent profiteren nadat hij zonder kleerscheuren enkele eventrisico’s (verkiezingen; uitspraak Grondwettelijk Hof over conversie hypotheekleningen in vreemde valuta) overleefde. In tegenstelling tot de forint profiteerde de zloty ook van de beursrally sinds midden-oktober (brexitoptimisme). EUR/PLN bereikte de onderkant van de zijwaartse handelsband tussen 4.25 en 4.40. Voorlopig verwachten we geen breuk lager. De Tsjechische groei klokte af op 0.3% kw/kw, een evenaring van het traagste groeitempo sinds januari 2014. De Tsjechische economie is de meest mature in de regio en kan minder rekenen op de EU, de centrale bank of de overheid. De CNB trok bijvoorbeeld de voorbije jaren de beleidsrente orthodox op tot 2% en zoekt daar geen verandering in te brengen. EUR/CZK blijft dit jaar gevangen tussen grosso modo 25.50 en 26.
Mathias Van der Jeugt, KBC Marktenzaal