Een zwakke munt, enkel voordelen?

In de nasleep van de financiële crisis stelde de centrale banken alles in het werk om de economie te behoeden voor een deflatiespiraal. Een uiterst soepel monetair beleid met overvloedig beschikbare liquiditeit moest groei en inflatie op peil houden. De combinatie van reële groei met een snuifje inflatie was het recept om de druk van de schuldenberg op de economie beheersbaar te houden. De munt speelde officieel een secundaire rol. Zowat alle centrale banken ontkenden dat ze een kunstmatige verzwakking van hun munt nastreefden. Een niet al te sterke munt hielp wel om de inflatie op te krikken. Naarmate veel centrale banken eenzelfde beleid voerden, was er de facto wel een soort opbod om de munt af te remmen. Het kwam (tot op heden) niet openlijk tot een wisselkoersoorlog, iedereen hield de munt wel scherp in het oog.
In de praktijk kwamen kleinere, minder liquide munten in geval van (globale) spanning dikwijls sneller onder druk. Dat gold ook voor munten van landen die niet, of relatief beperkt werden getroffen door de crisis. We denken hier aan Australië, Centraal Europese landen of Noorwegen en Zweden. Die landen kopieerden het soepele beleid van de grote muntblokken, ook al had hun economie niet dezelfde monetaire steun nodig. Het soepele beleid en de lagere liquiditeit zorgden ervoor dat munten zoals de Zweedse kroon in de post-crisis periode aanzienlijk terrein verloren tegen de ‘gehavende’ euro, ondanks hun stevige economische fundamenten.
Aanvankelijk waren die landen best tevreden met de concurrentiële bonus die de zwakke munt opleverde. Recent zijn er echter indicaties dat, minstens voor sommige landen, de slinger ver genoeg is doorgeslagen. Zo gaven leden van de Zweedse Riksbank recent aan verbaasd, en zelfs een beetje ongerust te zijn, na de nieuwe duik van de kroon. De daling kwam er nadat de centrale bank aangaf dat een volgende renteverhoging mogelijk naar eind dit jaar of begin volgend jaar wordt uitgesteld. Ook de Tsjechische centrale bank ‘verbaast’ zich al een tijd over de blijvend zwakke kroon. De Tsjechische inflatie heeft ondertussen wel al duidelijk boven de 2%-doelstelling postgevat. Een iets sterkere munt kan in dit geval zeker geen kwaad. Ondanks een reeks renteverhogingen wint de kroon echter maar beperkt terrein.
Tijdens de crisis werd een zwakke munt bijna per definitie als een zegen gezien. Hoe dan ook betekent het een zekere vorm van ‘verarming’ (relatief koopkrachtsverlies). Zo kan men voor landen als Noorwegen of Zweden de vraag stellen of dat koopkracht/welvaartsverlies opweegt tegen de voordelen van een zwakke munt. Er zijn nog bedenkingen/ neveneffecten. Het uiterst soepel monetaire beleid leidde in landen zoals als Australië en in mindere mate ook Zweden tot een grote schuldopbouw bij de gezinnen. Dat dreigt nu voor problemen te zorgen. Als de centrale bank de rente nu wil verhogen om de val van de munt te beperken of de inflatie af te remmen, dreigt de hogere schuldenlast een stevige rem te zetten op de consumptie en dus op de groei. De markten zijn dan ook geneigd te denken dat die centrale banken ’niet anders kunnen’ dan het beleid soepel te houden, wat dan op zijn beurt verder weegt op de munt. In die context, zagen we recent munten zoals de kiwi dollar, de Aussie dollar en de Zweedse kroon verder onder druk komen. Een neerwaartse spiraal dreigt. Landen als Nieuw-Zeeland of Australië zijn waarschijnlijk nog niet op het punt gekomen om al meer belang te hechten aan het stabiliseren van hun munt. Anderen (Zweden, Noorwegen?, Tsjechië) concluderen stilaan wel dat de zwakke munt geen ‘free lunch’ is.
Figuur - EUR/SEK: Riksbank maakt zich zorgen over… zwakke kroon!
