Marktefficiëntie pleit voor voorzichtigheid in beursoptimisme
Na de beurscorrectie in maart 2020, anticipeerden de aandelenmarkten de afgelopen maanden op een sterk economisch herstel na de coronaschok. Dat roept vragen op over de correcte waardering van aandelenkoersen. Vanuit een economisch perspectief gaat de huidige beursrally te sterk. Die visie kunnen we onderbouwen door te kijken naar een index die marktefficiëntie meet. Toch moeten we erkennen dat uitzonderlijke factoren, zoals het extreem stimulerende monetaire beleid en de sterke budgettaire stimulus, maar ook de versnelde invoering van technologische toepassingen, een gunstige omgeving blijven creëren voor de aandelenmarkten. Toch pleit onze analyse van de marktefficiëntie voor voorzichtigheid in het huidig beursoptimisme.
Beurzen versus economie
Terwijl het economisch herstel na de coronacrisis relatief moeizaam op gang komt, zijn de aandelenbeurzen wereldwijd in goede doen. Vele beleggers zagen de enorme beursdaling in maart na de wereldwijde uitbraak van het coronavirus als een ideaal instapmoment. De sterke beursremonte die daarop volgde, overtuigde meer en meer mensen. Zo blijven ook vele jonge mensen de weg naar de beurs te hebben gevonden, mede dankzij de technologische mogelijkheden die dit vergemakkelijken. Cruciale vraag is of de recente beursremonte fundamenteel en blijvend is.
Het IMF waarschuwde afgelopen maand in zijn “Global Financial Stability Update” voor een discrepantie tussen het herstel in de financiële markten en dat van de reële economie. In zijn waarderingsmodellen van de Europese en Amerikaanse aandeel- en obligatiemarkten categoriseert het IMF de huidige overwaardering bij de hoogste van de afgelopen dertig jaar. Een correctie van deze overwaardering leidt mogelijk niet enkel tot verhoogde stress in de financiële markten, maar kan ook gevolgen hebben voor de reële economie. Een beurscorrectie leidt typisch tot een daling in het vertrouwen en een verder uitstel van investeringen in deze al onzekere tijden. Het is typerend dat vele overheden en centrale banken het huidig beursoptimisme toejuichen en zelfs ondersteunen, zoals recent bleek uit verklaringen van de Chinese overheid.
Toch is het belangrijk om de economische fundamenten in het oog te houden. Zij zijn, zeker op langere termijn, bepalend voor de beursevoluties. Een populaire invalshoek hierbij is het principe van marktefficiëntie. Als markten efficiënt werken, dan is alle publiek beschikbare informatie in de prijzen vervat. Met andere woorden, de prijzen van gisteren hebben geen invloed op de prijsveranderingen van vandaag. Prijzen bewegen bijgevolg willekeurig. De aandelenmarkten observerend, lijkt dit niet altijd een realistische aanname. Bij volledige marktefficiëntie zouden zeepbellen immers niet kunnen ontstaan.
Ter visualisering van de marktefficiëntie maken we gebruik van eenvoudige methodes uit de informatietheorie, die trachten te beschrijven hoe willekeurig een tijdsreeks beweegt, hoeveel informatie de prijzen van gisteren, geven over de prijzen van vandaag. We passen de methode toe op de NASDAQ-100 en de S&P500. Wanneer de willekeur maximaal is, bereikt een index uit Figuur 1 zijn maximum. Wanneer een index daalt, vermindert de willekeur en dus de marktefficiëntie. In theorie zou een daling in willekeur van een aandelenindex kunnen gerelateerd zijn aan een onderwaardering van deze index, waarbij een correctie zou kunnen leiden tot een stijging van de aandelenkoersen. Dit stellen we echter enkel in beperkte mate vast in de nasleep van de internetzeepbel.
Als we de evolutie over de tijd heen bekijken, kunnen we een aantal zaken afleiden. Een eerste opvallende vaststelling is de sterkste daling van de marktefficiëntie in de periode voorafgaand aan het losbarsten van de internetzeepbel in maart 2000. Op zich hoeft een gebrek aan willekeur niet gelijk te staan aan een sterke onder- of overwaardering van de markten, net zoals sterke beursschommelingen theoretisch perfect mogelijk zijn in een efficiënt werkende markt. Desondanks nemen we waar dat de belangrijkste gebeurtenissen in de Amerikaanse aandelenmarkten van de afgelopen 20 jaar, met uitzondering van exogene schokken zoals het uitbreken van het coronavirus, telkens aangekondigd werden door een gebrek aan marktefficiëntie, met als voorlopige laatste feit de (beperkte) beurscorrectie uit de herfst van 2018. Je zou dergelijke aankondigingen kunnen beschrijven als kuddegedrag zoals we dat waarnemen in de vorming van een zeepbel of als een aarzeling om de ernst van een situatie onmiddellijk in de aandelenprijzen te vertalen. Beide betekenen immers een daling van de marktefficiëntie.
Door de coronacrisis corrigeerden de beurzen wereldwijd in sneltempo in de maand maart van dit jaar. Sinds de start van de beursremonte eind maart 2020 zijn de curves in Figuur 1 opnieuw in dalende lijn. De huidige niveaus lijken vanuit een historisch marktefficiëntie-perspectief opnieuw zorgwekkend.
Technologiezeepbel
Ook voor de S&P 500 kan een dergelijke grafiek worden opgesteld. Het verloop van de S&P500-curve is gelijkaardig aan het verloop van de NASDAQ-curve, met uitzondering van de dot-com bubble. Ook in de S&P500 is het kuddegedrag van de afgelopen maanden dus merkbaar. Soms is het interessant om sector per sector te analyseren, zo was er van 2003 tot 2007 een duidelijke daling in de marktefficiëntie van de vastgoedaandelen. Wanneer we inzoomen op de verschillende sectoren, merken we dat het overdreven optimisme vandaag voornamelijk aanwezig is in de informatietechnologie en de communicatiediensten. Twee sectoren die vandaag een groot deel uitmaken van de S&P 500. Het is echter niet onmogelijk dat dit optimisme zal doorsijpelen naar andere sectoren of dat een eventuele waardecorrectie ook gevolgen zal hebben buiten de technologiesector.
Vanuit het oogpunt van de marktefficiëntie, die in het verleden een succesvolle indicator was voor beurscorrecties, kunnen we dus het idee van overwaardering in bepaalde aandelenmarkten onderschrijven. Toch zou het onverstandig zijn om de sterke beursremonte in deze sector enkel op deze eenzijdige manier te benaderen. De coronacrisis heeft immers ook een aantal structurele gevolgen voor onze manier van leven en werken. Informatietechnologie en communicatietoepassingen zullen allicht in de toekomst intensiever worden gebruikt en sneller worden geïmplementeerd in productieprocessen én in ons dagelijks leven. De recente boost in dergelijke aandelen kan dus verantwoord zijn, op voorwaarde dat de huidige trend blijvend is en de hoge verwachtingen worden ingelost.
Meer algemeen ondersteunt de massale monetaire en budgettaire stimulus het economisch herstel. Vooral de lage rentes zorgen voor een bijzondere aantrekkelijkheid van aandeleninvesteringen. Niettemin zou het fout zijn de signalen uit een analyse van marktefficiëntie te negeren. Zij hebben historisch immers hun waarde bewezen. Om die reden blijven we opteren voor voorzichtigheid in onze beleggingsstrategie, ondanks de relatief gunstige economische vooruitzichten en de sterke beleidsstimuli.