Koning auto blijft onze ‘beste’ vriend, maar hoe lang nog?
Het autogebruik staat langs vele kanten onder druk. Vanuit klimaatoverwegingen klinkt al jarenlang de roep om de auto zo veel mogelijk aan de kant te laten. Ook voor onze fysieke gezondheid is het best de wagen zo veel mogelijk te vervangen door de fiets of een tochtje te voet. Economisch doet de kostprijs van brandstof en autogebruik in het algemeen ons ook twee keer nadenken om onze wagens intensief te gebruiken. En toch blijft koning auto sterker dan ooit op zijn troon regeren. Recent cijfermateriaal toont aan dat de Vlamingen/Belgen de auto intensief en frequent blijven gebruiken. Dat roept vragen op bij de effectiviteit van allerhande initiatieven om het omgekeerde te bereiken. Tijd dus voor een drastischere of een andere aanpak in de toekomst.
Auto boven
Ondanks vele publieke en private campagnes blijft het autogebruik in Vlaanderen heel dominant. Gemiddeld gebruiken we de auto voor bijna 70% van onze verplaatsingen. Daarmee laat de auto verplaatsingen per fiets, te voet of met het openbaar vervoer ver achter zich. Vooral opvallend is de stabiliteit in het gebruik van de diverse vervoersmodi. De afgelopen twee decennia moest de auto nauwelijks aan belang inboeten, wat toch wel opmerkelijk is. We wandelen en fietsen (onder meer dankzij de komst van elektrische fietsen) wel geregeld, maar van een echte gedragsverandering kunnen we zeker niet spreken.
Het intensieve autogebruik is zeker niet alleen toe te schrijven aan woon-werkverkeer. Uit cijfers over het gebruik van de wagen, als bestuurder of als passagier, blijkt dat we de wagen voor vele doeleinden gebruiken. Professionele redenen blijven wel reden nummer een, maar ook voor bezoekjes, ontspanning en allerhande boodschappen blijft de auto populair. Opvallend is wel dat we nauwelijks samen naar het werk pendelen met de wagen, maar wel graag samen rijden tijdens onze vrije tijd. Carpooling voor professionele doeleinden blijkt dus niet echt van de grond te komen.
Auto weg uit de steden?
De strijd tegen koning auto wordt het hardst geleverd in de grote steden. Het is een internationale trend dat steden de auto weren om mobiliteits- en gezondheidsredenen. Ook Belgische steden doen hieraan mee, maar in erg verschillende mate. Van de vijf grootste Belgische steden slagen Antwerpen, Gent en Brussel er het best in om de auto terug te dringen. Brussel kan daarbij duidelijk rekenen op de steun van het openbaar vervoer, dat in onze hoofdstad het meest uitgebreid en divers is. In Gent en Antwerpen worden verplaatsingen te voet en met de fiets duidelijk populairder. De impact van diverse initiatieven (denk aan deelfietsen e.d.) is hier goed zichtbaar. De grootste Waalse steden, Luik en Charleroi, lopen achter in deze trend. In internationaal perspectief scoren alle Belgische steden echter slecht. In vergelijking met bijvoorbeeld Amsterdam en Kopenhagen blijft de auto nog veel meer aanwezig in het Belgische stadsbeeld.
Op weg naar een duurzame mobiliteit
Uit al deze cijfers blijkt dat de weg naar een duurzame mobiliteit nog lang is. De auto blijft dominant binnen onze vervoersmodi. Vele factoren kunnen dit verklaren. Gewoonten en gebruiksgemak blijven ongetwijfeld dominant. Het is duidelijk dat een meer structurele en ingrijpende beleidsaanpak nodig is om een snellere ommezwaai te realiseren. De sterke inzet op openbaar vervoer binnen Brussel, gelijkaardig aan andere hoofdsteden, toont aan dat dit de dominantie van de wagen terugdringt. Meer investeringen om het openbaar vervoer aantrekkelijk en efficiënter te maken zullen zeker helpen. Ook betere infrastructuur voor fietsers en voetgangers zullen de zwakkere weggebruikers beschermen en aanmoedigen. Het wagengebruik zelf kan allicht ook duurzamer. Samen pendelen blijft duidelijk een marginaal verschijnsel. En het gebruik van de wagen voor korte afstanden blijft duidelijk nog vaak een automatisme.
Uiteraard moet een duurzame mobiliteit geen kruistocht tegen koning auto betekenen. Een vergroening van het wagenpark kan alvast helpen de impact van het autogebruik op milieu en gezondheid te verminderen. Ook op dat vlak zijn er grote uitdagingen voor het beleid en de sector.