Gebrek aan geschoolde arbeid zal Europese groei afremmen
Na de zomervakantie keren vele kinderen en jongeren terug naar de schoolbanken. Vaak krijgen zij te horen dat een goede opleiding belangrijk is voor hun latere loopbaan. Ook macro-economisch zijn goed geschoolde arbeidskrachten cruciaal voor onze welvaart omwille van hun rol in de creatie van producten en diensten. In Europa beschouwen we menselijk kapitaal bovendien als onze belangrijkste troef om in de competitieve internationale omgeving te blijven meespelen. Het huidige herstel van de Europese economie steunt in sterke mate op geschoolde arbeid die hierdoor geleidelijk schaars wordt. In de sterkst groeiende Europese economieën zal dit de komende jaren een rem zetten op de verdere economische ontwikkeling. Om het Europees groeipotentieel teverhogen zullen we meer en sneller moeten investeren in de ontwikkeling van menselijk kapitaal.
Door de financiële crisis steeg de werkloosheid in alle westerse economieën. Naast deze conjuncturele stijging werden vele landen, in het bijzonder binnen de EU, ook geconfronteerd met een structureel hoge werkloosheid. Dankzij het sterke economische herstel van de afgelopen jaren daalt de werkloosheidsgraad en stijgt de werkzaamheidsgraad. Volledige tewerkstelling ligt voor het grijpen in een aantal belangrijke economieën zoals de Amerikaanse, Duitse en enkele Centraal Europese economieën. Vaak wordt geargumenteerd dat er geleidelijk schaarste ontstaat op de arbeidsmarkt. Men kan verwachten dat die uiteindelijk leidt tot loonsverhogingen. Hogere lonen zijn zowel positief als negatief nieuws voor onze economie. Positief is de toenemende koopkracht die de groei kan stimuleren. Bovendien zullen hogere lonen worden doorgerekend in de prijzen van goederen en diensten waardoor de huidige lage inflatie wordt opgekrikt en een normalisering van het monetair beleid mogelijk wordt. De negatieve impact uit zich in stijgende arbeidskosten die de concurrentiekracht van onze ondernemingen aantasten. Op dit ogenblik blijft de loongroei in de ganse westerse wereld erg bescheiden. Dit wordt vaak toegeschreven aan de lage productiviteitsgroei, maar ook het beleid speelt een rol. Loonmatiging stond hoog op de politieke agenda in vele landen. De Europese landen keken vaak naar elkaars loonkostenevolutie om hun concurrentiekracht te bewaken. Bovendien zetten een aantal hervormingen in de arbeidsmarkten een neerwaartse druk op de lonen (langer werken, dalende belastingen op arbeid, strenger uitkeringsbeleid, …).
Het totale beeld van de arbeidsmarkt verbergt echter aanzienlijke verschillen tussen werknemers, o.a. op het vlak van hun opleidingsgraad. Ondanks technologische evoluties en verregaande digitalisering blijft arbeid een belangrijke productiefactor voor onze bedrijven. Alleen vernauwt de vraag duidelijk naar specifieke vormen van arbeid. Geschoolde arbeid is bijzonder gegeerd in een maatschappij die innovatie nastreeft en structurele veranderingen ondergaat. Taken uitgevoerd door hogeropgeleiden zijn minder vervangbaar door machines. Daarnaast vereist innovatie de inzet van hooggeschoolden. Bovendien zijn hogeropgeleiden vaak nodig om aanpassingsprocessen te realiseren binnen ondernemingen. De vraag naar geschoolde arbeid neemt dan ook sterk toe. Bijgevolg ligt in alle landen de werkloosheidsgraad bij hooggeschoolden ver onder de gemiddelde werkloosheidsgraad (figuur 1). Meer nog, de werkloosheidsgraad van hooggeschoolden is in vele landen zo laag dat er duidelijk een krapte in dit segment van de arbeidsmarkt bestaat. Toch moeten we enkele kanttekeningen plaatsen bij deze vaststelling. Ten eerste is de werkloosheidsgraad bij hooggeschoolden momenteel niet uitzonderlijk laag. Ze volgt de algemene conjunctuur. Zo is de werkloosheidsgraad bij hooggeschoolden voor gans de EU (4,7% in 2016) momenteel nog steeds hoger dan voor de financiële crisis (3,4% in 2008). Maar dat beeld is niet uniform voor alle EU-lidstaten (figuur 2). De Europese economieën die het bijzonder goed deden de afgelopen jaren worden wel geconfronteerd met een historisch lage werkloosheidsgraad bij hooggeschoolden. Dit geldt bij uitstek voor Duitsland en de meeste Centraal- en Oost-Europese economieën, gevolgd door de kleinere West- Europese economieën (Benelux, Oostenrijk). Opvallend is dat in Noord-Europa (Finland, Zweden, Denemarken) de arbeidsmarkt voor hoogopgeleide profielen nog iets meer ademruimte heeft. In Zuid-Europa, maar ook in Frankrijk, worden niet enkel laaggeschoolden, maar ook hooggeschoolden geconfronteerd met uitdagingen op de arbeidsmarkt.
Het aanbod van hooggeschoolden op de arbeidsmarkt kan nog nauwelijks voldoen aan de zuiver conjuncturele groei in de vraag naar dergelijke profielen. Om de economische groei in de toekomst te versterken zal de vraag naar geschoolde arbeid nog veel sterker toenemen. Hier stelt zich een grote maatschappelijke uitdaging. Zo zal de schaarste aan hogeropgeleiden bedrijven dwingen hun strategieën aan te passen (zie KBC Economische Opinie van 7 september 2017). Aan het huidige tempo groeit het potentieel aan hoogopgeleide werknemers te traag. De potentiële groei van een economie wordt voor een belangrijk deel bepaald door de beschikbare arbeid. Het belang van geschoolde arbeid zal hierin enkel toenemen in de toekomst. Vooral de sterkst groeiende economieën in Europa zullen de komende jaren worden geconfronteerd met deze uitdaging, maar hun groeivertraging zal de ganse Europese economie treffen. Om de toekomstige groei van de Europese economie te garanderen, zullen we dus meer en versneld moeten investeren in onderwijs en opleiding. Dit is een complexe opdracht met vele dimensies. Een belangrijk aandachtspunt is een betere aansluiting tussen de economische noden en het onderwijs, bijvoorbeeld omwille van een tekort aan technologische profielen op de arbeidsmarkt. Dergelijke investeringen hebben enkel een significante impact op langere termijn (in technische termen: het arbeidsaanbod is inelastisch op korte termijn). De Europese landen reageren echter heel traag op deze uitdaging. En dit terwijl opkomende economieën in sneltempo hun historische achterstand wegwerken. Gebrek aan geschoolde arbeid zal niet enkel een demper zetten op de toekomstige groeimogelijkheden in Europa, maar zal ook Europa’s positie in de wereldeconomie verzwakken.