ECB start voorbereidingsfase digitale euro
Op 18 oktober 2023 rapporteerde de ECB over de resultaten van onderzoeksfase voor de mogelijke invoering van een digitale euro (Central Bank Digital Currency of CBDC). Vanaf november 2023 volgt nu een ‘voorbereidingsfase’, die in een eerste fase twee jaar zal duren. De finale beslissing of de digitale euro er al dan niet komt ligt bij het Europese parlement en de Europese Raad. Een eventuele invoering zal bijgevolg ten vroegste voor 2028 zijn. De digitale euro zou tegemoet komen aan een toenemende behoefte in het pan-Europese betalingsverkeer. De SPACE-enquête van de ECB over het betalingsgedrag van Europeanen wijst immers op een toenemend gebruik van digitale opties (betaalkaarten) ten koste van fysieke cash. Daarom onderzoeken volgens de Bank voor Internationale Betalingen ondertussen 94% van de bevraagde centrale banken de ontwikkeling van een eigen CBDC. Naast het gebruiksgemak voor particulieren is ook de bescherming tegen de mogelijke concurrentie door buitenlandse CBDC of private ‘crypto’-activa een belangrijk motief. Vaak gehoorde bezorgdheden zijn vooral gerelateerd aan de privacy en de vrees voor opgelegde betalingsbeperkingen door de overheid. Om aan die vrees tegemoet te komen, stipuleert het huidige voorstel dat de ECB de individuele transacties niet zal kunnen identificeren. Bovendien zijn ook betalingsbeperkingen uitgesloten aangezien de ECB, volgens haar mandaat, een munt uitgeeft en geen vouchers. Bovendien is het belangrijk te benadrukken dat anonieme fysieke cash ook na een mogelijke invoering van de digitale euro zal blijven bestaan als wettelijk betaalmiddel.
Op 18 oktober 2023 rapporteerde de ECB over de bevindingen van haar onderzoeksfase naar de mogelijke invoering van een digitale euro (Central Bank Digital Currency of CBDC). De volgende stap is een voorbereidingsfase, die minstens een tweetal jaar zal duren. De finale beslissing over een eventuele invoering ligt bij het Europees Parlement en de Europese Raad. In juni 2023 startte de Europese Commissie het wetgevend proces met haar wetsvoorstel ter zake. Vermits het verdere politieke overleg tijd enige vraagt, zal een eventuele invoering van de digitale euro allicht ten vroegste voor 2028 zijn.
Inspelen op veranderend betalingsgedrag
De voorbereidingen door de ECB gebeuren tegen de achtergrond van een reeks financieel-technologische ontwikkelingen op het vlak van het betalingsverkeer. Voor een algemeen overzicht van het CBDC-concept, zie ook de KBC Economische Opinies van 22 januari 2021 en 4 april 2023.
De jongste editie van de SPACE-survey van de ECB (Study on the Payment Attitudes of Consumers in the Euro Area) met data tot en met 2022, geeft aan dat er sinds de eerste survey van 2019 een kantelpunt in het betalingsgedrag van Europese particulieren werd bereikt. Het gebruik van fysieke cash bij retailbetalingen nam in die periode af van 72% tot 59% van de transacties. Uitgedrukt in bedragen, namen betaalkaarten met 46% zelfs een groter aandeel voor hun rekening dan de 42% van fysieke cash[1]. In 2019 was dit nog andersom: 43% versus 47%. Uit deze cijfers blijkt dat de Europese particulieren weliswaar nog een groot belang hechten aan cash als betalingsmiddel, maar dat het aandeel van cash niettemin trendmatig afneemt ten voordele van digitale betalingen.
De ECB probeert op deze twee trends in te spelen door in een steeds digitalere wereld een betalingsoptie met (digitale) cash te onderzoeken. Ze staat hierbij niet alleen. De Bank voor Internationale Betalingen (BIB) organiseerde in december 2022 een nieuwe editie van haar survey onder centrale banken over hun activiteiten omtrent CBDC’s. 86 centrale banken namen wereldwijd aan deze survey deel. Ze vertegenwoordigen 82% van de wereldbevolking en 94% van het wereldwijde bbp. Maar liefst 93% van de bevraagde centrale banken hielden zich in de loop van 2022 bezig met CBDC’s. Naast centrale banken die met CBDC experimenteren of proefprojecten opzetten (waaronder die van Zweden, de VS en China), hadden volgens de BIB op het moment van de survey vier (kleinere) centrale banken al effectief een retail-CBDC volledig ‘live’ ingevoerd[2] (de Bahama’s, het oostelijk Caribisch gebied, Jamaica en Nigeria). Dat aantal zal allicht snel groeien.
Het is allicht enkel een kwestie van tijd voordat een grote centrale bank een CBDC zal invoeren. De schaalvoordelen van digitale instrumenten (technologisch, maar ook de netwerkeffecten door het aantal gebruikers) kunnen het internationaal gebruik van een CBDC sterk en snel doen toenemen. Dat heeft potentieel grote gevolgen voor het internationale monetaire stelsel, meer bepaald voor de positie van de dominante transactiemunt in internationale handel. China promoot bijvoorbeeld al geruime tijd het internationaal gebruik van de renminbi en daagt zo de positie van de VS-dollar uit. In die context bestaat het gevaar dat een muntzone zonder eigen volwaardige CBDC haar monetaire soevereiniteit verliest. Dat zou bijvoorbeeld het verlies kunnen betekenen van de controle over de binnenlandse geldhoeveelheid en kredietverlening. Zo’n potentiële bedreiging gaat niet alleen uit van een buitenlandse CBDC, maar ook van private assets. In de vermelde BIB-survey gaven circa 60% van de bevraagde centrale banken aan dat ze hun inspanningen in verband met een eigen CBDC hebben opgevoerd precies als reactie op de opkomst van zogenoemde ‘crypto-assets’ en ‘stablecoins’.
Een digitale euro zou ook voor een stuk een oplossing kunnen bieden voor het huidig gebrek aan een pan-Europese digitale betalingsoptie voor particulieren, die altijd, overal en door iedereen in de eurozone kan worden gebruikt en wordt aanvaard. Een digitale euro, met het statuut van wettig betaalmiddel, kan aan die lacune tegemoet komen, vermits gepland is dat betalingen ook offline kunnen gebeuren. Het is onder meer de bedoeling dat een dergelijke pan-Europese betalingsinfrastructuur, in handen van de EU, de afhankelijkheid vermindert van dominante buitenlandse aanbieders van betaaldiensten zoals Master Card en Visa.
Bezorgdheden
In principe heeft een mogelijke invoering van een digitale euro voor de particuliere gebruiker geen nadeel. De CBDC vervangt fysieke cash immers niet en biedt enkel een bijkomende, niet-verplichte, digitale betaaloptie. De invoering van een CBDC zou wel gevolgen kunnen hebben voor de financiële stabiliteit. De beschikbaarheid van een digitale euro kan immers een stroom van private deposito’s naar CBDC’s op gang brengen. Dat zou in theorie de klassieke taak van het banksysteem kunnen ondermijnen. Om dergelijke ‘bank-runs’ te vermijden zal er een bovengrens aan mogelijke tegoeden in digitale euro komen. De betreffende ECB-simulaties suggereren dat een maximaal mogelijk tegoed van circa 3000 EUR per persoon geen systemisch liquiditeitsprobleem zou veroorzaken. Het precieze bedrag zal worden bepaald dichter bij het moment van een eventuele invoering. Om het karakter van betaalmiddel (en niet van spaarvehikel) bijkomend te onderstrepen stelt de ECB voor dat de digitale euro geen rentevergoeding oplevert (dus ook geen potentieel negatieve rente).
Er is ook de bezorgdheid omtrent de privacy. Het ontwerp van de ECB voorziet het ‘hoogste niveau van privacy voor digitale betalingen’. Dat garandeert dus geen anonimiteit, maar de ECB zou zelf geen toegang hebben tot betalingsdata die personen kunnen identificeren. Er zal wel in alle transparantie een afweging komen tussen privacy en de wettelijke regels in verband met bijvoorbeeld de bestrijding van witwasoperaties en terrorismefinanciering.
Een andere vrees is dat de digitale euro door de overheid zou worden misbruikt om bepaalde betalingsbeperkingen op te leggen met een politieke agenda (de zogenaamde ‘programmeerbaarheid’). Het voorstel van de ECB sluit dat uitdrukkelijk uit. In lijn met haar statuten geeft de ECB immers een munt uit en geen vouchers. Een transparante communicatie over de aard en het doel van de digitale euro blijft van cruciaal belang om het vertrouwen in een digitale euro te bevorderen.
[1] Het resterende aandeel gaat naar mobiele apps en andere betaalmiddelen zoals bijvoorbeeld bankcheques
[2] De BIB-survey maakt een onderscheid tussen de fasen ‘research en studie’, ‘experimenten en proof of concept’, ‘ontwikkeling of proefprojecten’ en volledig ‘live’.