Bouwsector herstelt maar wacht nog belangrijke uitdagingen
Van 27 februari tot 7 maart vindt de 62ste, ditmaal virtuele, editie plaats van Batibouw. De beurs start op het eerste gezicht onder een goed gesternte. Na een slechte eerste jaarhelft wist de bouwactiviteit zich in de tweede helft van 2020 immers al behoorlijk te herstellen, ondanks de tweede golf van de pandemie. Toch wacht de sector in 2021 wellicht nog een moeilijk jaar. Diverse indicatoren geven alvast aan dat de situatie aan de vraagkant onzeker blijft. Bovendien zijn er signalen van een dreigend overaanbod op de woningbouwmarkt. De potentiële vraag- en aanbodproblemen komen bovenop andere ingrijpende uitdagingen, waaronder de bouwshift en de klimaatverandering, al kunnen die ook een katalysator zijn voor nieuwe activiteit op de middellange termijn.
Covid-19 trof ook de activiteit in de bouw ongemeen hard. Dat was vooral zo tijdens de eerste golf van de pandemie. Uit de enquêtes van de Economic Risk Management Group (ERMG) blijkt dat het omzetverlies in de sector tot mei groter was dan gemiddeld in de economie. Cijfers uit de Nationale Rekeningen bevestigen dit beeld: in het tweede kwartaal lag de toegevoegde waarde (in reële termen en seizoensgezuiverd) in de bouw 17,9% lager dan in het laatste kwartaal van 2019, vergeleken met 14,8% voor de hele Belgische economie. Bouwondernemingen behoorden niet tot de sectoren waar sluiting verplicht was. Toch koos bijna de helft ervoor om de activiteiten op het hoogtepunt van de crisis te staken, met als voornaamste reden dat het moeilijk was om de regels na te leven. In de bouw waren aanbodproblemen meer algemeen vrij acuut. Toen de gezondheidscrisis in april zijn piek bereikte, gaven 45% van de toen door de ERMG bevraagde bouwondernemingen social distancing aan als reden voor de omzetdaling, veruit het hoogste cijfer van alle sectoren. Ook personeelstekorten en problemen in de toeleveringsketen werden, in vergelijking met de meeste andere sectoren, als een groter probleem gezien.
De duik in de activiteit volgde op een langgerekte periode van sterke groei in de bouw. In lijn met de positieve ontwikkeling op de secundaire woningmarkt (verkoop van bestaande woningen) namen ook de investeringen van de huishoudens in woongebouwen tussen 2014 en 2019 sterk toe (figuur 1). In die periode bedroeg de reële groei daarvan gemiddeld 2,7% per jaar. Dat is één procentpunt hoger dan de gemiddelde reële bbp-groei in België. Vooral 2019 was een uitzonderlijk jaar: de investeringen in woongebouwen (5,2%) groeiden toen driemaal sneller dan de hele economie (1,7%). De belangrijkste reden voor de sterke dynamiek was ongetwijfeld de historisch lage rentestand. Die maakte lenen erg goedkoop en zorgde ook voor een sterk toegenomen interesse van de Belgen om te investeren in vastgoed om te verhuren. Ook het wegvallen van de woonbonus in Vlaanderen begin 2020 deed de markt in 2019 opveren. Ten slotte werd de hausse op de woningmarkt in 2019 ook gevoed door de gunstige situatie op de arbeidsmarkt. Net vóór het uitbreken van de covid-19-crisis bereikte de Belgische werkloosheidsgraad een dieptepunt van 4,9%.
Herstel maar met uitdagingen
In de tweede helft van 2020 herstelde de Belgische economie al grotendeels. Vooral de industrie maar ook de bouw dreven dit herstel, terwijl de dienstensector sterk aangestast bleef. In het vierde kwartaal lag de reële toegevoegde waarde in de bouw opnieuw 1,2% boven het precrisisniveau (figuur 1). Voor de hele economie lag die er nog 4,8% onder 1 Dat de tweede golf van de pandemie op het einde van het jaar een veel geringere invloed had op de bouw, kwam allicht deels doordat ondernemingen intussen gewend waren aan de naleving van de vereisten om de activiteit veilig voort te zetten. Het veerkrachtig herstel van de toegevoegde waarde in de bouw in de tweede jaarhelft was allicht ook voor een stuk toe te schrijven aan de herneming van overheidsinvesteringen in publieke infrastructuur.
Toch verrasten de positieve cijfers, vooral dat voor het vierde kwartaal (3,3%-groei van de toegevoegde waarde kwartaal-op-kwartaal). Tijdens de tweede golf van de pandemie viel het vertrouwen in de residentiële bouw immers stevig terug (figuur 2). Recent verbeterde het opnieuw maar bleef het wel ruim onder het precrisisniveau. Ook het aandeel ondernemingen die een onvoldoende vraag opgaven als belangrijkste reden voor productiebelemmeringen nam eind 2020 stevig toe. De aarzelende sentimentsindicatoren geven te kennen dat de onzekerheid in de bouw niet weg is. De nog onzekere situatie blijkt ook uit de jongste ERMG-enquête. Die toont dat de bouw in februari nog altijd 7% omzetverlies leed als gevolg van de coronacrisis. Vooral de nog te verwachten extra jobverliezen kunnen in 2021 een rem zetten op de bouwinvesteringen van de huishoudens. Daar staat tegenover dat de rente allicht nog een hele tijd rond het huidige lage niveau zal blijven, wat de betaalbaarheid van (nieuwe) woningen onderstut. Langs de aanbodkant dreigt dan weer een (lokaal) overaanbod op de woningbouwmarkt. Enigszins verontrustend is dat het aantal wooneenheden het voorbije decennium nagenoeg overal in België sterker is gestegen dan het aantal huishoudens (figuur 3). Vooral in de arrondissementen met de grote steden (in Vlaanderen met name Antwerpen, Gent, Hasselt, Leuven en Brugge) nam de verhouding tussen wooneenheden en huishoudens sinds 2010 het sterkst toe. Die trend moet wel worden gerelativeerd doordat er op meerdere plaatsen tekorten waren aan nieuwe woningen.
De potentiële vraag- en aanbodproblemen komen bovenop andere ingrijpende uitdagingen waarmee de bouw de komende jaren zal worden geconfronteerd. Daartoe horen de alsmaar strengere duurzaamheidsvereisten (die de bouwkosten doen oplopen), het beleidsplan om minder open ruimte aan te snijden (de Vlaamse bouwshift) en de toepassing van nieuwe technologieën (bijv. robotisering). Dergelijke structurele uitdagingen zijn evenwel doorgaans een katalysator voor nieuwe activiteiten en bieden voor de bouw dus zeker ook potentieel op de middellange termijn. De sector beschikt bovendien over de troeven om deze uitdagingen aan te pakken.
1 De vierdekwartaalcijfers betreffen een eerste flashraming door het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). Voor de investeringen in woongebouwen zijn voorlopig nog geen cijfers voor het vierde kwartaal , en dus voor gans 2020, beschikbaar.