Is 0.1% inflatie 20 basispunten waard?
Uit het departement: “Inflatie koelt af en dat is goed”
De Amerikaanse inflatie voor oktober (en november) samen met twee arbeidsmarktrapporten stonden aangevinkt als ‘bepalend’ in het debat of de Fed de rente in december nog een laatste keer zou (moeten) verhogen. Ondanks een neutrale analyse van voorzitter Powell op de persconferentie na de beleidsbeslissing van 1 november (onveranderd op 5.25%-5.50%), achtte de markt de kans op een laatste verhoging toen al onwaarschijnlijk. De eerste reality-check, de payrolls twee dagen na de Fed-vergadering, versterkte het ‘eenrichtingsverkeer’ op de markten ondanks deftige arbeidsmarktcijfers: van hoger voor langer, naar sneller lager. Fed-voorzitter Powell (en anderen) temperden het marktenthousiasme nog: één zwaluw maakt de lente niet. De rentedaling pauzeerde.
De Amerikaanse inflatiecijfers veegden gisteren opnieuw alle nuancering van de tafel. De algemene inflatie koelde af tot 0.0% m/m en 3.2% j/j (van 3.7%). Dat is goed nieuws al is de daling in belangrijke mate schatplichtig aan een positieve vergelijksbasis met vorig jaar en de daling in de olieprijs. De kerninflatie vertraagde tot 0.2% m/m en 4.0% j/j (van 4.1%). Beide data waren zeggen en schrijven 0.1 ppt beter dan de marktverwachting. Statistisch gezien is dat verwaarloosbaar, maar markten trokken een andere conclusie. Die 0.1% positieve afwijking was niet minder dan 20 bpn bijkomende rentedaling waard. De markt gaat er vanuit dat centrale banken (inclusief de Fed), weinig van hun ‘almacht’ hebben verloren en op weg zijn naar de ‘perfecte zachte landing’. In dat scenario is een bijkomende renteverhoging volledig overbodig. Het perfecte inflatiepad maakt volgens de prijszetting na de cijfers gisteren zelfs al ruimte voor een eerste renteknip in mei en cumulatieve verlagingen van een volle 1.0% tegen eind 2024. Het hoger voor langer mantra van de centrale bankiers werd op twee weken tijd bij het groot huisvuil gezet. Het scenario van de zachte landing en soepelere monetaire condities stuurden de Amerikaanse beurzen tot meer dan 2% hoger. Belangrijke weerstandsniveaus (o.a. 4400 S&P) werden weggeblazen. Einde van het twijfelende sell-on-uptickspatroon dat zich sinds augustus ontwikkelde. Lagere (reële) rentes en de run naar risicoactiva zetten ook de dollar pootje lap. EUR/USD veerde op van 1.07 tot 1.0875.
Moraal van dit verhaal? Inflatie koelt af en dat is goed. Of dat onmiddellijk betekent dat ook de ‘last mile’ van 3%+ richting 2% na de recente cijfers verzekerd is, is verre van een uitgemaakte zaak. Het inflatiepad wordt de volgende maanden waarschijnlijk ‘hobbeliger’ omdat de positieve basiseffecten vergeleken met vorig jaar afnemen. Een scenario waarin de (Amerikaanse) economie een recessie vermijdt, geeft de Fed bovendien alle reden om eerder wat langer de kat uit de boom te kijken dan de teugels vroegtijdig te vieren. Het is niet de taak van de Fed om de beurzen te sturen, maar we hebben een sterk vermoeden dat Powell en co op dit punt in de monetaire cyclus nog niet echt zitten te wachten op een versoepeling van de financiële condities. Als de data op korte termijn soft blijven (bv. Amerikaanse kleinhandelsverkopen deze namiddag), kan de markt gerust nog even op het huidige elan doorgaan. Toch is er na gisteren een meer dan stevig voorschot genomen op een perfecte-wereldscenario.
EUR/USD: (hoop op) perfecte-wereldscenario haalt dollar onderuit.
Bron: Bloomberg