Gelijkmatig groeitempo in de drie Belgische gewesten in 2022

“Finale groeicijfer over 2022 worden verwacht in … 2024”

Uit het departement: Het Instituut voor de Nationale Rekeningen schetste een beeld over hoe Vlaanderen, Wallonië en Brussel de afgelopen jaren relatief tegenover elkaar presteerden inzake economische groei. Voor België als geheel zou de groei van het reële bbp 3,1% gestegen zijn, maar voor de drie gewesten is (nog) niet duidelijk in welke mate de economische activiteit er verschillend is gegroeid.

Samenvatting

Nadat de regionale groeiverschillen in België tussen 2000 en 2008 erg klein waren geworden, kwam de naoorlogse systematische groeivoorsprong van Vlaanderen tegenover Wallonië en Brussel na 2008 opnieuw naar voren. Tussen 2008 en 2021, de periode van de financiële crisis tot aan het herstel na de pandemie, steeg het reëel bruto regionaal product in Vlaanderen met gemiddeld 1,4% per jaar, tegenover 1,1% en 0,6% per jaar in Wallonië en Brussel. In 2021, het laatst beschikbare cijfer dat eerder dit jaar door het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) werd gepubliceerd, was het economisch herstel uit het coronadal in Vlaanderen (+6,2%) krachtiger dan in Wallonië (+4,4%) en Brussel (+5,7%). Voor 2022 missen we voorlopig harde cijfers over de mate waarin de economische groei (die voor België als geheel 3,1% bedroeg) verschilde tussen de drie gewesten. In dit onderzoeksrapport trachten we hierover iets meer duidelijkheid te scheppen, na eerst het relatieve regionale groeiverloop in de jaren vóór 2022 kort te hebben toegelicht. Om de relatieve groei van de gewesten in 2022 in te schatten, doen we een beroep op regionale conjunctuur- en arbeidsmarktindicatoren die wel voor 2022 (op maandbasis) beschikbaar zijn.

Enerzijds doen het minder negatieve consumentenvertrouwen en de betere arbeidsmarktdynamiek in Vlaanderen in vergelijking met Wallonië en Brussel vermoeden dat de nog goed standgehouden particuliere consumptie in heel België in 2022 vooral aan Vlaanderen is toe te schrijven. Daar staat tegenover dat het minder negatieve producentenvertrouwen en de gunstigere dynamiek van de industriële productie wijzen op een wat betere ontwikkeling aan de bedrijvenkant in Wallonië. KBC Economics gaat ervan uit dat de waargenomen tegenstellingen in de indicatoren elkaar wat uitvlakken en dat de groeiverschillen tussen de drie gewesten in 2022 waarschijnlijk niet erg groot zullen zijn geweest. Wanneer we het gegeven laten doorwegen dat de particuliere consumptie de sterkhouder was van de 3,1% bbp-groei in 2022 in heel België, dan wijst onze analyse er toch op dat de economische groei in Vlaanderen mogelijks ietsje hoger is geweest dan in de beide andere gewesten. Voor finale resultaten is het wachten tot begin 2024, wanneer het INR 2022-cijfers inzake regionale groei zal publiceren. 

1. Inleiding

Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) publiceerde eind januari nieuwe cijfers inzake de Regionale Rekeningen in België. Die geven een beeld over hoe de drie Belgische gewesten - Vlaanderen, Wallonië en Brussel - de afgelopen jaren relatief tegenover elkaar presteerden inzake economische groei, ofnog de groei van hun 'reëel bruto regionaal product'.1 Die regionale groeicijfers zijn enkel beschikbaar op jaarbasis (dus geen kwartaalcijfers) en lopen achter op de publicatie van de nationale bbp-cijfers. Voor België als geheel  weten we intussen dat - althans indien de voorlopige flashraming voor de groei in het vierde kwartaal wordt bevestigd - het reële bbp in 2022 met 3,1% toenam. Voor de drie gewesten reiken de historische cijfers maar tot 2021 en is voorlopig niet duidelijk in welke mate de economische activiteit er verschillend is gegroeid. 

Op basis van het wel al gekende nationale groeicijfer en regionaal beschikbare conjunctuur- en arbeidsmarktindicatoren voor 2022 kunnen we evenwel trachten een inschatting te maken van de regionale groei vorig jaar. Om de door ons ingeschatte regionale economische prestaties in 2022 in een wat ruimer perspectief te kunnen plaatsen, belichten we in sectie 2 van dit onderzoeksrapport eerst het historische relatieve groeiverloop van Vlaanderen, Wallonië en Brussel in de jaren vóór 2022. Het INR stelt de regionale groeicijfers beschikbaar voor de periode 2003-2021 volgens de ESR 2010-standaard (Europees Systeem van Rekeningen). Zoals eerder al het geval was bij vorige publicaties van de data, werden ook bij de jongste publicatie door het INR de historische groeicijfers met betrekking tot deze periode deels herzien. De oudere groeicijfers vóór 2003, die  we in enkele figuren zullen toen en die zijn gebaseerd op vorige rekeningensystemen, komen uit de database van KBC Economics. In sectie 3 van het rapport bespreken we het verloop van de beschikbare regionale conjunctuur- en arbeidsmarktindicatoren in 2022. Die analyse laat ons toe om in sectie 4 een eerste ruwe inschatting te maken van hoe sterk de groei in de drie regio's in 2022 is geweest.  

2. Regionale groei vóór 2022

Vlaanderen herneemt groeivoorsprong...
In de periode tussen de financiële crisis en het herstel na de pandemie (2008-2021) steeg het bruto regionaal product in Vlaanderen, Wallonië en Brussel in reële termen met gemiddeld respectievelijk 1,4%, 1,1% en 0,6% per jaar (figuur 1). Nadat de regionale groeiverschillen in België in 2000-2008 eerder klein waren geworden, kwam de systematische groeivoorsprong die Vlaanderen vóór 2000 boekte tegenover de beide andere gewesten, na 2008 dus terug naar voren. Dat de regionale groeiverschillen zich het jongste decennium terug uitdiepten, wordt ook op een iets andere wijze geïllustreerd in figuur 2. Die toont de groeiverschillen van Vlaanderen met respectievelijk Wallonië en Brussel per jaar, berekend als het 10-jaars voortschrijdend gemiddelde om de grote volatiliteit in de cijferreeks weg te nemen. 

Een groot deel van het gemiddelde groeiverschil tussen Vlaanderen en Wallonië in 2008-2021 is te verklaren door een verschillende dynamiek van de economische activiteit tijdens de  Europese soevereine schuldencrisis in 2012-2013. Vlaanderen bleef toen (beperkt) groeien, terwijl de Waalse economie nagenoeg stabiliseerde (figuur 3). Ook de Brusselse economie bleef ter plaatse trappelen tijdens de Europese schuldencrisis en was bovendien daarvoor minder stevig uit het dal van de Grote Recessie in 2009 geklommen. Het meest opvallende betreffende Brussel is evenwel de gemiddeld veel lagere groei dan Vlaanderen en Wallonië tijdens de periode van economisch herstel tussen 2014 en 2019. Een deel van de verklaring ligt in de terreuraanslagen van 22 maart 2016 op de luchthaven van Zaventem en in de metro in Brussel. Die hebben de horeca, kleinhandel en vrijetijdssector toen zwaar getroffen, wat resulteerde in een negatieve groei van de Brusselse economie dat jaar. 

Meer recent deed de pandemie de economische activiteit in Vlaanderen (-4,5%) in 2020 minder krimpen dan in Wallonië en Brussel (beide -5,6%). Ook het herstel in 2021 (het laatst beschikbare regionale groeicijfer) was in Vlaanderen (+6,2%) sterker dan in Wallonië en Brussel (respectievelijk +4,4% en +5,7%). Bijgevolg steeg de activiteit in Vlaanderen in 2021 tot  boven het niveau van vóór de pandemie, terwijl ze in de twee andere gewesten nog altijd lager lag (figuur 3). Vlaanderen presteerde in 2020-2021 ook beter dan de gehele eurozone (-6,1% en +5,2% in 2020 respectievelijk 2021). Overigens presteerde niet alleen Vlaanderen maar ook Wallonië significant beter dan de eurozone bekeken over de hele periode 2008-2021. De totale  groei van de economische activiteit bedroeg over die jaren in Vlaanderen en Wallonië 19,9% en 14,1%, tegenover 8,4% in de eurozone en 7,1% in Brussel. 

...te danken aan hogere productiviteits- én werkgelegenheidsgroei

Eenvoudig gesteld is economische groei de optelsom van werkgelegenheidsgroei en productiviteitsgroei. Dat Wallonië en Brussel sinds 2008 opnieuw zwakker groeiden dan Vlaanderen, was vooreerst te wijten aan het nagenoeg stilvallen van de productiviteitsgroei in beide regio’s. In Vlaanderen viel die ook fors terug, maar bleef ze met gemiddeld 0,5% per jaar wel iets hoger dan in de eurozone (0,4%) (figuur 4). Ook de werkgelegenheidsgroei was in de periode 2008-2021 met gemiddeld 1,0% per jaar in Vlaanderen hoger dan die in Wallonië (0,8%) en Brussel (0,5%) (figuur 5). Hier scoorden de drie Belgische gewesten wel beter dan de eurozone (0,3%). Een en ander illustreert dat de bbp-groei het voorbije decennium redelijk arbeidsintensief was in België, met vooral jobcreatie in de dienstensectoren waar de arbeidsproductiviteit lager ligt dan in de industrie.

De gemiddeld lagere werkgelegenheidsgroei in Brussel in 2008-2021 in vergelijking met de beide andere gewesten vertaalde zich ook in een relatief slechtere dynamiek van de werkloosheidsgraad (het aandeel werklozen binnen de beroepsbevolking) en werkzaamheidsgraad (het aandeel werkenden binnen de bevolking op arbeidsleeftijd) (figuren 6 en 7). Dat was althans het geval tot 2014: tijdens de financiële crisis van 2008-2013 verslechterden beide graden er meer. Opvallend is dat de arbeidsmarktsituatie in Brussel sindsdien sterk is verbeterd, waardoor de weliswaar nog altijd grote kloof met Wallonië en vooral Vlaanderen kon worden verkleind. Tegen de achtergrond van de relatief zwakke economische groei in dat gewest doet dat vermoeden dat recent almaar meer Brusselaars een job vonden buiten de gewestgrens.  

3. Regionale conjunctuur in 2022

België als geheel noteerde in 2022 een economische groei van 3,1%, een hoog cijfer dat een groot statistisch overloopeffect van 2021 verhult (namelijk 2,0 procentpunten).2 Doorheen het jaar viel de  kwartaal-op-kwartaalgroei van het reële bbp evenwel behoorlijk terug, van nog 0,6% in het eerste kwartaal tot 0,1% in het laatste. Dat was toe te schrijven aan de impact van de Oekraïne- en energiecrisis, die het vertrouwen van de gezinnen en bedrijven fors heeft aangetast. Doordat nog geen regionale groeicijfers voor 2022 beschikbaar zijn, hebben we voorlopig geen duidelijk zicht op hoe de drie gewesten dat jaar economisch relatief tegenover elkaar hebben gepresteerd. Om hierover toch al enig beeld te schetsen, kunnen we beroep doen op diverse conjunctuur- en arbeidsmarktindicatoren waarvoor wel al 2022-cijfers, zelfs op maandelijkse basis, werden gepubliceerd.  

Regionale vertrouwensindicatoren

Klassieke conjunctuurmaatstaven, waaronder de indicatoren van het consumenten- en producentenvertrouwen, kunnen helpen zicht te krijgen op het relatieve verloop van de regionale economische activiteit in 2022 (figuren 8 en 9). Omdat er belangrijke, langdurige niveauverschillen bestaan tussen de ruwe tijdreeksen van de drie gewesten, hebben we beide indicatoren voor elk gewest herschaald als standaardafwijking van het langetermijngemiddelde. Figuur 8 toont dat het vertrouwen van consumenten in Vlaanderen niet alleen in 2020-2021 sneller uit het pandemiedal is geklommen, maar ook daarna tijdens de neergang  in 2022 volgend op de invasie van Rusland in Oekraïne hoger is blijven noteren dan dat in Wallonië en Brussel. Meer recent is de indicator in Vlaanderen bovendien  wat sneller - al in oktober - en forser hersteld dan in de twee andere gewesten. Hierdoor kwam die in Vlaanderen in januari 2023 al terug boven zijn langetermijngemiddelde uit, wat elders nog verre van het geval was. 

Het relatieve verloop van het vertrouwen van producenten was  de voorbije jaren geen weerspiegeling van dat van consumenten. Ditmaal bleef vooral het vertrouwen van de Brusselse bedrijven achter tijdens het herstel uit het pandemiedal. Vanaf het najaar van 2021 en in 2022 was het producentenvertrouwen in Brussel relatief volatiel. Het vertrouwen van Vlaamse en Waalse bedrijven klom vrij gelijkmatig uit het pandemiedal, maar sinds eind 2021 bleef het producentenvertrouwen in Wallonië tijdens de neergang wel boven dat in Vlaanderen. Ook zeer recent was dat zo en doet een uitbodeming van de indicator zich enkel in Walloniê zichtbaar voor. Het cijfer nadert enkel daar terug zijn langetermijngemiddelde. Dat het vertrouwen van de Vlaamse bedrijven meer dan dat van de Waalse door de Oekraïne- en energiecrisis werd aangetast, heeft allicht te maken met het feit dat Vlaanderen een meer open economie kent dan Wallonië. In die zin werden Vlaamse bedrijven meer getroffen door de algemeen zwakkere groeidynamiek in Europa doorheen het jaar, alsook door de  verslechtering van de concurrentiepositie als gevolg van de snelle loonstijging die via de automatische indexering vorm kreeg. 

Samenvattend kunnen we stellen dat de vertrouwensindicatoren aangeven dat de consumptievraag in Vlaanderen in 2022 relatief beter zou hebben standgehouden dan in Wallonië en Brussel, maar dat langs de bedrijvenkant Wallonië relatief minder lijkt getroffen. We weten intussen al dat de particuliere consumptie de sterkhouder was van de reële bbp-groei in heel België, althans tot en met het derde kwartaal. De bijdrage ervan tot de Belgische 3,1%-jaargroei bedroeg 2 procentpunten. Alles samen wijst deze informatie alvast in de reichting van een opnieuw iets hogere economische groei in Vlaanderen dan in de beide andere gewesten.  

Regionale arbeidsmarkten

Het relatief betere consumentenvertrouwen in Vlaanderen komt meer specifiek ook tot uiting in de deelcomponent die peilt naar de verwachtingen van consumenten inzake werkloosheid voor de volgende twaalf maanden (figuur 10). Die component wijst voor alle drie de gewesten op een fors afgenomen vrees van burgers om werkloos te worden sinds eind 2020, maar na de invasie van Rusland in Oekraïne in februari 2022 verslechterde hij opnieuw.  In Vlaanderen lag de indicator in die hele periode, met uitzondering van de meer recente maanden, duidelijk onder die in Wallonië en Brussel. De indicator inzake vrees voor werkloosheid is een belangrijk gegeven om de voorzorgsspaarneiging van de huishoudens, en dus ook het verloop van de particuliere consumptie, in te schatten. Allicht lag die in Vlaanderen in 2022 relatief wat lager.
Het verloop van de effectieve werkloosheid in de drie regio's kunnen we nagaan aan de hand van de dynamiek van het aantal niet-werkende werkzoekenden die zijn ingeschreven bij de regionale tewerkstellingsdiensten (VDAB, Forem en Actiris). Figuur 11 toont de jaarwijziging van die groep, zodat  seizoeneffecten worden weggezuiverd. Tijdens de pandemie piekte die in Vlaanderen in het voorjaar van 2020 iets hoger dan in Wallonië. In Brussel viel die piek later en was die ook veel beperkter. Tijdens het economisch herstel in 2021 viel het aantal niet-werkende werkzoekenden in Vlaanderen wel veel forser terug dan in Wallonië en Brussel. Begin 2022 keerde de dynamiek in alle drie de gewesten opnieuw in negatieve zin, in het zog van de Oekraïne- en energiecrisis. In Vlaanderen werd de jaarwijziging van het aantal werkzoekenden pas in november terug positief. In Wallonië was dat al in mei. In heel 2022 lag dat aantal in Vlaanderen en Brussel respectievelijk gemiddeld nog 7,3% en 2,9% lager dan in 2021, in Wallonië 2,2% hoger. In januari 2023 waren die cijfers opgelopen tot respectievelijk 3,4%, 10,0% en 1,5% hoger dan een jaar eerder. 

Ook inzake regionale werkloosheidsgraden zijn maandgegevens beschikbaar die worden gepubliceerd door de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, Forem en Actiris). Die zijn eveneens gebaseerd op niet-seizoengezuiverde administratieve gegevens, zodat we elk maandcijfer inzake werkloosheidsgraad moeten vergelijken over jaren heen (figuur 12). Opnieuw scoorde Wallonië in 2022 relatief slechter dan Vlaanderen en Brussel. De werkloosheidsgraad nam er sinds het voorjaar sterker toe en steeg sindsdien niet alleen uit boven de overeenstemmende maandcijfers van 2021 maar ook die van 2020. In Vlaanderen en Brussel bleef de werkloosheidsgraad naar het jaareinde van 2022 toe rond die van eind 2021 en beduidend onder die van eind 2020. Figuur 6, die we bespraken in het eerste deel van dit rapport, bevat de jaargemiddelde werkloosheid in 2022 (o.b.v. dezelfde definitie) en toont dat die in Wallonië met 0,4 procentpunt toenam tot 13,0%, terwijl Vlaanderen en Brussel beide een daling noteerden met 0,5 procentpunt tot repectievelijk 5,7% en 15,0%. 

Regionale industriële productie

Los van arbeidsmarktcijfers zijn er maar weinig 'harde' regionale conjunctuurindicatoren op frequente basis voorhanden. Een nadeel is bovendien dat sommige, zoals regionale uitvoer- en invoercijfers, enkel in waarde voorhanden zijn. In periodes met  oplopende, hoge inflatie, zoals in 2022, is het dan moeilijk om er conclusies uit te trekken m.b.t. de ontwikkeling van de reële economische activiteit. Cijfers inzake de industriële productie zijn wel voor de regio's in volumetermen en gecorrigeerd voor seizoenseffecten voorhanden. Figuur 13 toont de dynamiek ervan voor Vlaanderen en Wallonië tijdens de afgelopen drie jaren. In Brussel, met zijn typische diensteneconomie, bedraagt het aandeel van de industrie slechts goed 2% en dus heeft de opname van dat gewest in de analyse weinig zin.

In vergelijking met de dienstensectoren veerde de industrie in België snel en sterk op eenmaal de economie heropende na de pandemie. De veerkracht van de industriële activiteit kwam vooral tot uiting in de Vlaamse productiecijfers. In Wallonië bleven de cijfers na de initiële klim uit het coronadal veeleer vlak. Het relatief sterk opveren van de Vlaamse industrie hield verband met het herstel van de internationale handel, waarvan Vlaanderen ten volle kon profiteren. In Wallonië kreeg het uitvoerherstel pas later vorm. Meer specifiek liet vooral de farmaceutische industrie erg goede resultaten optekenen in 2021. Deze industrietak profiteerde van de enorme vraag naar vaccins en de productie ervan werd massaal uitgevoerd. Die sterke groei in de farmaceutische industrie vond vooral zijn oorsprong in Vlaanderen bij coronavaccin-producent Pfizer.

Vanaf de zomer van 2021 werd de industriële activiteit  alsmaar meer gehinderd door knelpunten in de toelevering van essentiële inputs en door personeelstekorten. Daarbij kwam vanaf begin 2022 de Oekraïne- en energiecrisis. Vooral in Vlaanderen zorgde een en ander voor een belangrijke industriële terugval, met pas naar een jaareinde toe een zeker herstel. In Wallonië was er begin 2022 een uitzonderlijke piek in de industriële activiteit, toe te schrijven aan de vervaardiging van informatica- en elektronische producten, waarna een normalisatie volgde. In heel 2022 lag de industriële productie in Vlaanderen gemiddeld 2,1% lager dan in 2021, in Wallonië gemiddeld 3,5% hoger. 

4. Inschatting regionale groei 2022

Voor België als geheel bedroeg de reële bbp-groei in 2022 3,1%. Dat dit cijfer nog behoorlijk stevig was, in een context van Oekraïne- en energiecrisis, is deels toe te schrijven aan een groot statistisch overloopeffect (namelijk 2 procentpunten). Doorheen het jaar viel de kwartaal-op-kwartaalgroei in heel België wel terug van 0,6% in het eerste kwartaal tot 0,1% in het laatste. In het eerste kwartaal droegen vooral de investeringen en de netto-uitvoer nog bij tot de Belgische bbp-groei, maar daarna werd die bijdrage negatief. Dat de economische groei in België in het tweede en derde kwartaal toch nog vrij goed standhield, was te danken aan de positieve bijdrage van de particuliere consumptie, dit ondanks de forse terugval in het consumentenvertrouwen. 

Voor de drie gewesten reiken de historische groeicijfers maar tot 2021 en is voorlopig niet duidelijk in welke mate de groei er in 2022 is afgeweken van de nationale reële bbp-groei voor België. De informatie die beschikbaar is om de regionale groei in 2022 in te schatten en in de vorige sectie werd besproken, is schaars en fragmentarisch. Enerzijds doen het minder negatieve consumentenvertrouwen en de betere arbeidsmarktdynamiek in Vlaanderen in vergelijking met Wallonië en Brussel vermoeden dat de nog goed standgehouden particuliere consumptie in 2022 vooral aan Vlaanderen is toe te schrijven. Daar staat tegenover dat het minder negatieve producentenvertrouwen en de betere dynamiek van de industriële productie in Wallonië wijzen op een relatief wat gunstigere ontwikkeling aan de bedrijvenkant in dat gewest. Gezien deze tegengestelde vaststellingen en het feit dat de regionale verschillen in de meeste van de besproken indicatoren niet enorm groot zijn, blijft het moeilijk om de regionale groeiverschillen in 2022 in te schatten. Daarbij komt dat de indicatoren in het verleden lang niet altijd een mooi verband hebben vertoond met de uiteindelijk effectief gerealiseerde groei.

Wij gaan ervan uit dat de waargenomen tegenstellingen in de besproken indicatoren elkaar wat uitvlakken en dat de groeiverschillen tussen de drie gewesten in 2022 waarschijnlijk niet erg groot zullen zijn geweest. Zoals eerder al aangegeven, was de particuliere consumptie met een groeibijdrage van 2 procentpunten de sterkhouder van de 3,1% bbp-groei in 2022 in heel België. Wanneer we dit gegeven laten doorwegen, dan doet onze analyse toch vermoeden dat de economische groei in Vlaanderen mogelijk iets hoger is geweest dan in de beide andere gewesten. Concreet betekent dit dat de groei in Vlaanderen enerzijds en in Wallonië en Brussel anderzijds allicht één à twee tienden van een procentpunt boven respectievelijk onder de 3,1% zal hebben gelegen die heel België in 2022 realiseerde.  

Deze eerste (toegegeven erg ruwe) inschatting wijkt enigszins af van de Regionale Economische Vooruitzichten die het Federaal Planbureau midden juli 2022 publiceerde. Op dat nog vroege ogenblik werd er door het Planbureau van uitgegaan dat de Oekraïne- en energiecrisis een sterkere rem op de economische activiteit zou zetten, met een voor België als geheel geraamde groei van 2,6% (ook KBC Economics ging toen uit van een vergelijkbaar lager dan uiteindelijk gerealiseerd cijfer). Voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel voorspelde het Planbureau de groei voor 2022 toen op respectievelijk 2,8%, 2,5% en 2,1%.  KBC Economics gaat er nu van uit dat de groei in 2022 in de drie regio's niet alleen hoger is geweest, maar allicht ook ietsje dichter bij elkaar aansloot. Voor finale resultaten is het wachten tot begin 2024, wanneer het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) 2022-cijfers inzake regionale groei zal publiceren.

1 Het bruto regionaal product is het bruto binnenlands product (bbp) van een regio binnen een land en komt overeen met de totale toegevoegde waarde voortgebracht op het grondgebied van die regio.
2 Dit effect geeft weer hoeveel van de jaargroei van het lopende jaar reeds 'verworven' is louter als gevolg van de kwartaaldynamiek van het bbp in de loop van het vorige jaar.