Bedrijfsresultaten lijken een reus, maar dan met lemen benen

Uit het departement: “Tempo van negatieve winstbijstellingen op hoogste peil sinds 2020”

Juli was eindelijk nog eens een goede maand voor de aandelenindexen, al bengelde de BEL20 onder aan de ladder omdat zwaargewichten zoals UCB, KBC en AB Inbev het lieten afweten. Maar indien we de blik wat verruimen blijkt al snel dat de aandelenmarkten wereldwijd 10% en meer in waarde stegen. Dat veegt de verliezen sinds het begin van het jaar geenszins uit, maar de opsteker doet alleszins vermoeden dat de bedrijfswinsten in 2022 niet zullen imploderen. Zo’n scenario wordt ondersteund door een eerste lezing van de tot dusver vrijgegeven cijfers, maar een zwaluw maakt de lente natuurlijk niet. Een deel van die winst is te verklaren door een opmerkelijk herstel van de obligatiemarkten. De 10-jaarsrente ging in juni zowat overal door het dak uit vrees voor een hele lange reeks van renteverhogingen door de centrale banken. Maar omdat de economische groeidynamiek zowat overal ter wereld tot stilstand is gekomen, maakt de rentevrees plaats voor recessievrees. In een scenario met lage of negatieve groei is nu eenmaal weinig plaats voor agressieve renteverhogingen.

Meer winst, dankzij oude bestellingen en hogere prijzen

Een andere verklaring voor de stijgende beurskoersen komt van de bedrijven zelf. Het zogenaamde resultatenseizoen is in volle gang en lijkt tot dusver af te stevenen op een onverwacht succes. Een succes, omdat zo’n 65% van de bedrijven de winstverwachtingen kon kloppen. Achter dit cijfer schuilt echter het feit dat er minder bedrijven dan gewoonlijk zijn die het beter deden. In normale omstandigheden doen zo’n 70% van de bedrijven namelijk altijd beter dan verwacht.

Een andere nuance is dat er in de laatste weken van juni nog stel heel wat neerwaartse bijstellingen zijn geweest van de schattingen. De lat werd in extremis dus verlaagd, zodat daar vandaag makkelijk over kan worden gesprongen.

En tot slot speelt ook de samenstelling van de index een rol, vooral in de VS. Inclusief de oliebedrijven stijgt de winst er met 1,6% op jaarbasis, maar zonder de ontginners van het ondertussen al een tijd erg dure zwarte goud zou de teller op -7% staan.

Voorzichtige vooruitzichten temperen de verwachtingen .. en snel

Veel belangrijker dan de kwartaalcijfers zijn de vooruitzichten. En die blijven op zijn zachtst gezegd “eerder mager”. Heel wat CEO’s zullen ook nog in het derde kwartaal profiteren van bestellingen uit het verleden die door problemen met de toeleveringsketting nu pas kunnen worden uitgevoerd. Ook konden de prijzen in het eerste en tweede kwartaal relatief makkelijk worden opgetrokken, maar die rekker is niet oneindig elastisch, zeker niet nu de algemene economische groei terugvalt en de consument de inflatie meer en meer begint te voelen. Dat maakt dat er in nogal wat persberichten, al dan niet omfloerst, gewezen worden op “uitdagingen, onzekerheden en tegenwind”.

Veel analisten zijn daarom na de persberichten en de conference calls hun winstverwachtingen voor het derde kwartaal gaan verlagen. Bovenstaande grafiek laat aan de verbeelding niets over: de negatieve bijstelling van de winstverwachtingen ligt vandaag met straatlengtes voorsprong een pak hoger dan in eender welk kwartaal sinds het najaar van 2020.

Of de aandelenmarkt ondertussen het ergste heeft gehad is erg moeilijk te zeggen, zeker omdat de schattingen voor heel 2022, of zelfs 2023, door de bedrijven niet bepaald als “erg betrouwbare cijfers” in de markt worden gezet. Zo’n scenario maken we niet erg veel mee, maar het is wel typisch voor een neerwaarts bewegende conjunctuur: toekomstige omzetten, winsten en marges laten zich niet zomaar inschatten, en dus zijn cijfers veel minder waard van wat fundamentele beleggers zouden willen. Feit is ook dat grote missers veel meer afgestraft worden dan dat meevallers worden beloond.

Algemeen gesteld zorgt het tweedekwartaalseizoen voor wat opluchting bij beleggers, maar onderliggend is er geen reden om te kunnen concluderen dat de lente weer in het land is. Voor een start van een nieuwe conjunctuurcyclus is het nog veel te vroeg, zelfs integendeel. Het is eerder te verwachten de bedrijfswinsten in de volgende kwartalen onder druk zullen blijven staan en mogelijk zelfs tegen negatieve cijfers kunnen aankijken begin volgend jaar. Dat is tenminste het beeld dat geschetst wordt door de publicatie van de voorlopende macro-econmische PMI-sentimentsindicatoren. De verder oplopende inflatie zet de centrale bankiers aan tot forsere beleidsmaatregelen, wat het sentiment stevig onder druk zet en een hardere landing van de economie in de komende kwartalen waarschijnlijker maakt. Bovendien lijkt ook het producentenvertrouwen nu te dalen, niet in het minst in Europa, waar een energiecrisis dreigt.
 

Leidende indicatoren maken schuiloorden (weer) populair

Net zoals de herzieningen van de winstverwachtingen lijken de PMI-indicatoren hun status als “leidende indicator” alle eer aan te doen. In zo’n klimaat is het raadzaam om waakzaam te zijn en te schuiven in veilige sectoren. Daaronder vallen onder meer diegene met veel bedrijven die voldoende prijszettingsmacht hebben om de gestegen kosten (grondstoffen, transport) door te rekenen. Ook energie en farma zijn favorieten, omdat er niet meteen een kentering lijkt te komen in de energieprijzen en in de raffinagemarges, terwijl de farmasector nog steeds mooie resultaten en dito vooruitzichten kan boeken.