Alternatieve energie komt in stroomversnelling
Uit het departement: “Hernieuwbare energie, in het licht van de onafhankelijkheid”
De oorlog in Oekraïne heeft het thema van energietransitie weer bovenaan op de agenda geplaatst. De sterke stijging van energieprijzen en de afhankelijkheid van Rusland leggen, vooral in Europa, een belangrijke zwakte bloot. Met het RePowerEU-plan zet Europa extra stappen om in de toekomst minder afhankelijk te zijn van Russisch gas. Samen met de Europese Green Deal, dat de CO2- uitstoot wil verminderen, kan dit een duw in de rug betekenen voor bedrijven die zich richten op alternatieve en hernieuwbare energiebronnen.
Spanje als lichtend voorbeeld?
Voor Tesla-baas Elon Musk is het helder als pompwater. In een tweet suggereerde hij deze week dat Spanje een gigantisch zonne-energiesysteem moet bouwen dat Europa vervolgens van stroom kan voorzien. Niet zo’n gek idee als je weet dat het land sinds 2019 de grootste producent van zonne-energie in Europa is en begin dit jaar recordhoeveelheden zonne-energie exporteerde, vooral naar Frankrijk en Portugal. Er blijven weliswaar nog heel wat obstakels om de idee verder uit te rollen, maar het is duidelijk dat in die richting wordt gedacht om op termijn het gewicht van fossiele brandstoffen te verminderen en daarbij meteen ook minder afhankelijk te worden van, in dit geval, Rusland
EU neemt voortouw in hernieuwbare energie
Het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het bruto-eindverbruik van energie binnen de EU bedroeg 22,1% in 2020, vergeleken met 9,6% in 2004. De COVID-19-pandemie en het effect daarvan op de daling van het verbruik van fossiele brandstoffen, bv. in het vervoer, hebben daarbij ongetwijfeld een forse duw in de rug gegeven.
Het doel van de Europese Green Deal is om tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te worden. Centraal staat het gebruik van hernieuwbare energie, die moet leiden tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, de diversificatie van de energievoorziening en een verminderde afhankelijkheid van de markten voor fossiele brandstoffen (met name olie en gas). Hernieuwbare energiebronnen omvatten windenergie, zonne-energie (thermisch, fotovoltaïsch en geconcentreerd), waterkracht, getijdenenergie, geothermische energie, omgevingswarmte die wordt opgevangen door warmtepompen, biobrandstoffen en het hernieuwbare deel van afval.
Met zijn “REPowerEU strategy” wil Europa een en ander versnellen. Er wordt onder meer extra gas gegeven via het bestaande “Fit for 55” programma dat op een capaciteit van 480 gigawatt mikt voor windenergie en 420 gigawatt afkomstig van zonne-energie tegen 2030. Voor de productie van groene waterstof wordt een extra 80 gigawatt gestoken afkomstig uit wind/zon.
De groei van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen in de periode 2009 tot 2019 weerspiegelt grotendeels een uitbreiding van drie hernieuwbare energiebronnen in de hele EU, voornamelijk windenergie, maar ook zonne-energie en vaste biobrandstoffen (inclusief hernieuwbaar afval). In 2020 vertegenwoordigden hernieuwbare energiebronnen 37,5 % van het bruto elektriciteitsverbruik in de EU, tegenover 34,1 % in 2019.
Wind- en waterkracht waren goed voor meer dan twee derde van de totale elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen (respectievelijk 36 en 33 %). De resterende een derde van de opgewekte elektriciteit was afkomstig van zonne-energie (14 %), vaste biobrandstoffen (8 %) en andere hernieuwbare bronnen (8 %). Zonne-energie is de snelst groeiende bron: in 2008 steeg deze bijdrage van 1%, zo’n 7,4 TWh, tot 144,2 TWh in 2020.
Nog meer cijfers van Eurostat geven aan dat Oostenrijk (78,2%) en Zweden (74,5%) binnen de EU de landen zijn die voor het grootste deel van hun verbuikte elektriciteit op hernieuwbare bronnen kunnen rekenen. Het verbruik van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen was ook hoog in Denemarken (65,3 %), Portugal (58 %) en Letland (53,4 %), goed voor meer dan de helft van de verbruikte elektriciteit. Ons land blijft met 29,1% onder het EU-gemiddelde van 37,5%. Dat gemiddelde bedroeg in 2004 overigens nog slechts 15,9%. Voor verwarming en koeling steeg het Europees gemiddelde van 11,7% naar 23,1% en ook hier is Zweden met 66,4% de koploper.
VS hinkt achterop
Het Amerikaanse EIA (US Energy Information Adminstration) keert een flink stuk terug in de tijd om vast te stellen dat tot het midden van de jaren 1800 hout de bron was van bijna alle energie die het land nodig had voor verwarming, koken en verlichting. Vanaf het einde van de 19e eeuw tot vandaag zijn fossiele brandstoffen - steenkool, aardolie en aardgas - de belangrijkste energiebronnen. Waterkracht en hout waren tot de jaren negentig de meest gebruikte hernieuwbare energiebronnen. Sindsdien is het aandeel van biobrandstoffen, geothermische energie, zonne-energie en windenergie in het energieverbruik van de VS gestegen. De totale productie en het totale verbruik van hernieuwbare energie in de VS bereikten in 2020 recordhoogten.
In 2020 leverde hernieuwbare energie ongeveer 12% van het totale energieverbruik in de VS. De elektriciteitssector was goed voor ongeveer 60% van het totale verbruik van hernieuwbare energie in de VS in 2020, en ongeveer 20% van de totale elektriciteitsopwekking in de VS was afkomstig van hernieuwbare energiebronnen.
Visie KBC Asset Management op zon, wind en waterstof
Op korte termijn biedt zonne-energie kansen door een daling van de hardware- en transportkosten. Op lange termijn zal zonne-energie profiteren van de sterke vraag naar installaties tot 2030. Er worden bovendien prijsdalingen verwacht voor installaties waardoor concurrentie met fossiele brandstoffen groter wordt. Tenslotte moeten er investeringen in opslagcapaciteit komen om piekmomenten op te vangen bij weinig zon/’s nachts.
Wat waterstof betreft hebben de brandstofcelfabrikanten een sterke prestatie neergezet met het oog op de toegenomen vraag naar groene waterstof. Hoewel de vooruitzichten er goed uitzien, moet aandacht worden besteed aan het uitvoeringsrisico van het opvoeren van de productiefaciliteiten. Op lange termijn kan hydrogen profiteren van de behoefte aan flexibiliteit op het elektriciteitsnet door de toename van de opwekking van hernieuwbare energie. Bijgevolg is er meer behoefte aan groene waterstof als opslagcapaciteit.
Op korte termijn is er voor windenergie mogelijk druk op de prijzen en de marges door problemen met de toeleveringsketens. Aangezien het nog steeds moeilijk is om vergunningen te krijgen op het vasteland, vooral in Europa (NIMBY-syndroom), lijken de sterren daarbij iets gunstiger te staan voor Offshore. Er kan tijdelijk meer optimisme zijn door het RePowerEU-programma dat de aflevering van vergunningen voor on- en offshore windmolenparken in Europa zal vergemakkelijken, maar de concurrentie tussen de grote spelers blijft een risico voor de marges in de toekomst. Op lange termijn zal de offshore markt naar verwachting met meer dan 20% groeien tot 2025 en nieuwbouw van windturbines op land
Wat de gereguleerde nutsbedrijven betreft zijn veel investeringen nodig in netwerkinfrastructuur en slimmer netwerken. Verder moet de opslagcapaciteit aangepast worden aan de onregelmatige energieproduktie.
Na de correctie in 2021 is de sector van de alternatieve energie (producenten, OEM’s en netwerkbeheerders) volgens KBC Asset Management niet meer duur. De winstvooruitzichten van de bedrijven maakt ze aantrekkelijk. En daar is de nieuwe rugwind (pun intended) zeker niet vreemd aan.