Britse inflatie valt terug naar niveau van 2016
Pond verliest
De Britse inflatie koelde in april flink af tot amper 0,8% j/j. Dat is de traagste prijsstijging sinds 2016 en ver beneden de 2%-inflatiedoelstelling van de Bank of England. Op maandbasis was er zelfs een daling van de prijzen : -0,2% m/m. Een belangrijk deel is uiteraard toe te schrijven aan de aanzienlijke daling van de olie- en energieprijzen. Toch ging ook de kerninflatie – die geen rekening houdt met o.a. energie en voeding – lager tot niveaus van 4 jaar terug (1.4% j/j). Vooral kledij tekende een fikse prijsdaling op. Andere inflatiemaatstaven (PPI aan producentenzijde) vielen eveneens onder de verwachtingen uit en suggereren op z’n minst geen onmiddellijke opwaartse prijsdruk.
Dat de inflatie fel afbrokkelt is bijna een evidentie. De coronapandemie brengt de economische activiteit nagenoeg tot stilstand en dat laat sporen na. Inflatie is op korte termijn waarschijnlijk dan ook niet echt een thema voor de financiële markten. Toch gaat deze zwakke lezing niet volledig aan de markten – en het pond in het bijzonder – voorbij. De monetaire beleidsmakers in het VK lieten de afgelopen weken verstaan dat een negatieve rente voor hen niet volledig uitgesloten is. Het is het bekijken waard, klinkt het unisono bij gouverneur Bailey, hoofdeconoom Haldane en andere leden van het bestuur zoals recent nog Tenreyro. Dat is voorlopig nog niet aan de orde, maar de magere inflatie voedt de speculatie dat de BoE zich uiteindelijk toch aan het experiment kan wagen. Het pond nestelde zich vorige week boven EUR/GBP 0,89 en fluctueert deze week binnen de 0,89/0,896-handelsband. Het muntpaar bevindt zich na de inflatiecijfers opnieuw aan de bovenzijde van die band.