Amerikaanse kerninflatie koelt lichtjes af
EUR/USD profiteert niet
De algemene (‘headline’) inflatie (CPI) nam in de Verenigde Staten in oktober zoals verwacht toe van 2.3% j/j (0.3% m/m) tot 2.5% j/j. De stijging is nagenoeg volledig op het conto te schrijven van energie. In oktober bereikten de olieprijzen het hoogste peil sinds eind 2014. Een vat ruwe Brentolie kostte toen meer dan $86 p/vat. Sindsdien maakten de prijzen een tuimelperte van meer dan 20%. Olie bevindt zich daardoor officieel in een ‘berenmarkt’. De kentering van de olieprijzen zal zo goed als zeker de algemene inflatie in november negatief beïnvloeden. Omwille van die volatiliteit, letten beleggers doorgaans meer op de ‘kerninflatie’. Die maatstaf houdt geen rekening met energie- of voedingsprijzen en koelde lichtjes af van 2.2% j/j tot 2.1% j/j (0.2% m/m). Dat is vooral het gevolg van dalende prijzen in de luchtvaartsector, autosector (verzekeringen & onderhoud) en huishoudelijke apparaten.
Het is onwaarschijnlijk dat de licht afbrokkelende inflatie het vooropgestelde rentepad van de Fed zal wijzigen. De markt schat de kans op een renteverhoging in december nog steeds hoog in (rond 77%). Op de wisselmarkt verloor de dollar kortstondig terrein na de data. EUR/USD prikte even door de 1.13-grens maar geeft die winst alweer op. Bovendien gaven de teleurstellende Duitse groeicijfers (-0.2% kw/kw) maar weinig reden voor de euro om echt ver en duurzaam door te stoten. Het volgende belangrijke ijkpunt voor EUR/USD – en de dollar in het algemeen – is morgen. Dan worden de Amerikaanse kleinhandelscijfers bekend gemaakt.