Japanse inflatie blijft boven 2.0%. Goed nieuws, maar…
Yen nadert opnieuw ‘interventie-zone’
Vanmorgen maakte Japan inflatiecijfers voor de maand april bekend. De inflatie (ex verse voeding) die de BOJ vooral in het oog houdt, was onveranderd op maandbasis. Het J/J cijfer viel terug van 2.6% tot 2.2%. De indicator bevindt zich daarmee wel al exact 2 jaar boven de 2.0%-doelstelling van de Bank of Japan (Boj) . Kerninflatie (exclusief verse voeding en energie) toonde eenzelfde beeld en koelde af van 2.9% tot 2.4%. Op zich geven j/j cijfers geen duidelijk beeld over de onderliggende inflatietrend. Ze worden in belangrijke mate bepaald door prijsschommelingen/stijgingen vorig jaar. De inflatie steeg met 0.2% op maandbasis.
Naar verwachting zullen basiseffecten en afbouw van energiesteunmaatregelen het J/J-cijfer volgende maand opnieuw hoger duwen. Voor het beleid van de BOJ is echter vooral de aard van de inflatie belangrijk. In dit verband is er goede en slechte inflatie.
Na jarenlange deflatie wil ook de BoJ de inflatie blijvend richting 2% brengen. In het ideale scenario is de opwaartse prijsdynamiek resultaat van een aantrekkende binnenlandse vraag, waarbij de lonen sneller stijgen dan de inflatie. Tot nu was dat niet het geval. Tot begin dit jaar waren de loonstijging meestal lager dan de inflatie. Die negatieve reële loongroei zorgde er dan ook voor dat de consumptievraag de voorbije kwartalen stokte of in reële termen zelfs daalde. Forse loonstijgingen bedongen bij de collectieve loononderhandeling dit voorjaar (+5.0%) moeten hier later dit jaar beterschap brengen. Als dat effectief het geval is, is dat ook de juiste reden voor de BOJ om het beleid geleidelijk verder te normaliseren.
De stijgende inflatie echter ook deels het resultaat van prijsstijgingen omwille van een zwakke yen. In dit verband valt trouwens op dat in Japan vooral de goederenprijzen stijgen. Diensteninflatie blijft uiterst beperkt. Dit soort prijsdynamiek is duidelijk niet wat de BOJ wil. Om die ‘ongunstige’ inflatie een halt toe te roepen wil de BoJ niet dat de yen verder verzwakt. Hier is er echter geen wondermiddel. De zwakke yen is in de eerste plaats het gevolg van een nog steeds astronomisch renteverschil tussen Japan en (in eerste instantie) de VS. Nadat ze eerder dit jaar afscheid nam van negatieve rentes geeft de BOJ aan dat het beleid geleidelijk verder kan worden genormaliseerd indien de positieve loonprijsspiraal zich later dit jaar realiseert. Om de binnenlandse vraag niet nodeloos af te remmen zal dat proces hoe dan ook uiterst traag verlopen. Het renteverschil met de rest van de wereld blijft dus nog lang groot. Ter illustratie: de 2-j rente bevindt zich ondertussen op 0.40%, maar deze niveaus zien beleggers blijkbaar stilaan al als relatief interessant waardoor ze niet langer bereid zijn kortlopend papier af te staan in het kader van QE obligatieaankopen door de BOJ. De 10-j rente is wel opnieuw gestegen tot boven 1.0%, het hoogste niveau sinds april 2012. Die stijging koopt misschien een beetje tijd voor de yen. Toch blijft de kans groot dat, zeker als de verwachting over Amerikaanse renteverlaging later dit jaar nog verder naar de toekomst wordt geduwd, het Japans ministerie van financiën (verantwoordelijk voor wisselkoersinterventies) zoals vorige maand opnieuw (stevig) in de geldbuidel moet tasten. Een blijvende, autonome (niet het gevolg van interventies) comeback van de yen is waarschijnlijk nog niet voor morgen